Wiegengordijn of rok van applicatiekant met redoute-rozen aan een tak en sneeuwballen boven gebogen gevederde bladeren

Wiegengordijn of rok van Brusselse applicatiekant: kloskant geappliceerd op drochelgrond. Lang rechthoekig model met kwart cirkelronde benedenhoeken. Langs de twee korte zijden en doorlopend in de onderzijde loopt een dubbel randpatroon, met aan de buitenzijde halfronde schulpen. Binnen de patroonrand, tot aan de lange zijde bovenaan is het veld bezaaid met moesjes. De schulpenrand wordt gevormd door een zich herhalend patroon van gelijke cirkelbogen van steeds één gevederd blad met daarop een bloemtros, een sneeuwbal. Boven dit schulpenrandpatroon loopt een zich herhalende patroon met steeds een grote redoute-roos aan een schuingeplaatste tak met stekels, drie blaajes en twee rozenknoppen. De rozentak is in een half cirkelvormig bladtak gevat, waarlangs aan de binnenzijde trossen mimosa of bessen lopen. De motieven zijn gemaakt in linnenslag en netslag en zijn voorzien van gekloste reliëfcontouren. In de opengewerkte hoofdnerven van de meeste bladeren is een siervulling met rijtjes vierkante vormslagen toegepast, die 'leerkens' (laddertjes) worden genoemd. De bovenzijde is afgewerkt met een apart geklost bandje.

Wiegengordijn of rok van applicatiekant met redoute-rozen aan een tak en sneeuwballen boven gebogen gevederde bladeren

Wiegengordijn of rok van Brusselse applicatiekant: kloskant geappliceerd op drochelgrond. Lang rechthoekig model met kwart cirkelronde benedenhoeken. Langs de twee korte zijden en doorlopend in de onderzijde loopt een dubbel randpatroon, met aan de buitenzijde halfronde schulpen. Binnen de patroonrand, tot aan de lange zijde bovenaan is het veld bezaaid met moesjes. De schulpenrand wordt gevormd door een zich herhalend patroon van gelijke cirkelbogen van steeds één gevederd blad met daarop een bloemtros, een sneeuwbal. Boven dit schulpenrandpatroon loopt een zich herhalende patroon met steeds een grote redoute-roos aan een schuingeplaatste tak met stekels, drie blaajes en twee rozenknoppen. De rozentak is in een half cirkelvormig bladtak gevat, waarlangs aan de binnenzijde trossen mimosa of bessen lopen. De motieven zijn gemaakt in linnenslag en netslag en zijn voorzien van gekloste reliëfcontouren. In de opengewerkte hoofdnerven van de meeste bladeren is een siervulling met rijtjes vierkante vormslagen toegepast, die 'leerkens' (laddertjes) worden genoemd. De bovenzijde is afgewerkt met een apart geklost bandje.