Vierkante kajsmiersjaal, met op een crémkleurig fond een strooimotief van rode en gele bloemen, in het midden een rond medaillon, binnen een lijst met fantasiepatroon

Vierkante palmensjaal van bedrukte wol met een wit fond en kleurig strooimotief. In het midden een rond medaillon in wijnrood, lila, donkermosgroen en goudoker. In de hoeken kwart-medaillons en een smalle rand. De gestrooide bota's op het veld staan rechtop en in verspringende rijen. Veelsoortige tussenmotieven zijn kleiner dan de bota's. Het medaillon en de hoeken zijn wel symmetrisch, zelfs op acht stralen. In het midden een in de witte fond uitgespaarde achtpuntige ster. Daaromheen concentrische, door wijnrode anjers gevormde cirkel, eerst van zestien stuks, en de buitenste van veertig stuks. Drukke tussenvulling van kleinere, lila bloemen met hier en daar gele bloembladeren. De cirkelcontouren zijn fijn gepunt in wijnrood en donker mosgroen, met vanachter uitkomende gele punten. In de dwars- en zijrandenstaat een lopend patroon van golvende groene ranken, waaraan om beurten een fijn waaiervormige bloem en een peervormige groeien. de hoeken zijn willekeurig, het druksel staat in verstek. De techniek bestaat uit een wollen ketting en een wollen inslag in keperbinding (2:). De franjes zijn eenmaal geknoopt.

Vierkante kajsmiersjaal, met op een crémkleurig fond een strooimotief van rode en gele bloemen, in het midden een rond medaillon, binnen een lijst met fantasiepatroon

Vierkante palmensjaal van bedrukte wol met een wit fond en kleurig strooimotief. In het midden een rond medaillon in wijnrood, lila, donkermosgroen en goudoker. In de hoeken kwart-medaillons en een smalle rand. De gestrooide bota's op het veld staan rechtop en in verspringende rijen. Veelsoortige tussenmotieven zijn kleiner dan de bota's. Het medaillon en de hoeken zijn wel symmetrisch, zelfs op acht stralen. In het midden een in de witte fond uitgespaarde achtpuntige ster. Daaromheen concentrische, door wijnrode anjers gevormde cirkel, eerst van zestien stuks, en de buitenste van veertig stuks. Drukke tussenvulling van kleinere, lila bloemen met hier en daar gele bloembladeren. De cirkelcontouren zijn fijn gepunt in wijnrood en donker mosgroen, met vanachter uitkomende gele punten. In de dwars- en zijrandenstaat een lopend patroon van golvende groene ranken, waaraan om beurten een fijn waaiervormige bloem en een peervormige groeien. de hoeken zijn willekeurig, het druksel staat in verstek. De techniek bestaat uit een wollen ketting en een wollen inslag in keperbinding (2:). De franjes zijn eenmaal geknoopt.