Canapé van beukenhout, bekleed; op de zitting een los kussen. De bank heeft vijf conische poten met geslingerde cannelures, met op de hoeken huizen met rozetten. Het trapeziumvormige zitraam is aan de voorzijde uitgebogen. De armleggerstutten rusten op de voorpoten, wijken achterwaarts en zijn versierd. De armleggers hebben kussentjes, eindigen in voluten en lopen omhoog in de rugstijlen over. Het rechthoekig rugraam heeft een, in het midden uitgebogen, bovendorpel. Versiering met vlechtband en rozetten e.d.