Galajapon met sleepje van crêmekleurige tafzijde versierd met stras en kant

Galajapon met sleepje van crêmekleurige tafzijde versierd met stras en kant. Model: lang, kokervormig model met sleepje uit één geheel. Het lijfje is van boven met gaze de liss met kant belegd, maar wordt van zijde, na een dwarsbaan vantafzijde versierd met zilveren kraaltjes, die in dwarse plooien is gedrapeerd tot een brede ceintuur, die aan de achterkant sluit. Het décolleté is diep v-vormig, zowel van voren als van achteren. De schouders zijn breed aangeknipt waaronder slanke, korte mouwtjes uitkomen eveneens van zijden gaas. De rok is dubbel; beide lagen zijn iets klokkend geknipt en glad aangezet. De bovenste wordt in het midden, vanaf de v-punt als het ware tot een openstaande mantel, waaronderuit een baan van zilverkraaltjes op de onderjapon zichtbaar wordt. De benedenhoeken van de mantel zijn afgerond om een kantsrook op de japon te tonen. Het lijfje is aan de voor- en achterkant gelijk. Op de rok is aan de achterkant een losse tafzijden staande stofstrook gezet, die alleen van boven en onder is aangehecht. In het sleepje van de mantel in een loodbandje in de zoom genaaid. Kantversiering: het gaze de lisse van het lijfje is met kant, van kloskantornament op tule, belegd, 'application de Bruxelles'. Het patroon is wijd en bestaat uit - aan gestrikte lintjes hangende - rozenteofjes en schulpen van roosjes. Dergelijke kant is aan de voorkant op de zoom van de onderjapon en aan de mouwtjes gezet. Kralen- en strasversiering: de dwarse en staande kraaltjesbanen zijn van tule waarop een wafelpatroontje van lange zilverkraaltjes is geborduurd. Snoeren stras volgen de omtrekken daarvan en van het décolleté, de schouderkleppen en de mouwtjes. Drie belegstukken van kraaltjes en stras zijn bij wijze van gespen of fibula's op de mantelopening gestoken. Onder de losse strook hangt een zelfde fibula, waarachter een verzwaringslood is genaaid.

Galajapon met sleepje van crêmekleurige tafzijde versierd met stras en kant

Galajapon met sleepje van crêmekleurige tafzijde versierd met stras en kant. Model: lang, kokervormig model met sleepje uit één geheel. Het lijfje is van boven met gaze de liss met kant belegd, maar wordt van zijde, na een dwarsbaan vantafzijde versierd met zilveren kraaltjes, die in dwarse plooien is gedrapeerd tot een brede ceintuur, die aan de achterkant sluit. Het décolleté is diep v-vormig, zowel van voren als van achteren. De schouders zijn breed aangeknipt waaronder slanke, korte mouwtjes uitkomen eveneens van zijden gaas. De rok is dubbel; beide lagen zijn iets klokkend geknipt en glad aangezet. De bovenste wordt in het midden, vanaf de v-punt als het ware tot een openstaande mantel, waaronderuit een baan van zilverkraaltjes op de onderjapon zichtbaar wordt. De benedenhoeken van de mantel zijn afgerond om een kantsrook op de japon te tonen. Het lijfje is aan de voor- en achterkant gelijk. Op de rok is aan de achterkant een losse tafzijden staande stofstrook gezet, die alleen van boven en onder is aangehecht. In het sleepje van de mantel in een loodbandje in de zoom genaaid. Kantversiering: het gaze de lisse van het lijfje is met kant, van kloskantornament op tule, belegd, 'application de Bruxelles'. Het patroon is wijd en bestaat uit - aan gestrikte lintjes hangende - rozenteofjes en schulpen van roosjes. Dergelijke kant is aan de voorkant op de zoom van de onderjapon en aan de mouwtjes gezet. Kralen- en strasversiering: de dwarse en staande kraaltjesbanen zijn van tule waarop een wafelpatroontje van lange zilverkraaltjes is geborduurd. Snoeren stras volgen de omtrekken daarvan en van het décolleté, de schouderkleppen en de mouwtjes. Drie belegstukken van kraaltjes en stras zijn bij wijze van gespen of fibula's op de mantelopening gestoken. Onder de losse strook hangt een zelfde fibula, waarachter een verzwaringslood is genaaid.