Mutsenslip van naturelkleurig naaldkant, Argentankant. Strooipatroon van takjes waaraan afwisselend een kleine of grotere bloem, blaadjes en/of besjes. Grond met mazen die dicht omnaaid zijn met knoopsgatensteken. Het patroon langs de onderrand bestaat uit steeds twee naar elkaar toegerichte spitsovaaltjes waartussen een bloem- of bessentakje ontspringt. De ovaalparen zijn met elkaar verbonden door een boogje van blaadjes en/of besjes en hartjes. Onder deze boogjes langs de onderrand een plat, liggend ovaaltje. De ovaalvormige figuren in het patroon zijn gevuld met een fijne zeshoekige maasgrond (Alençongrond). Verschillende siergronden in de bloemen. Volwerk zonder uitsparingen in bloemen, bladeren en bessen. Schulpenrand aan de onderzijde door een aaneenschakeling van hartvormige blaadjes, op regelmatige afstand onderbroken door een rozetbloempje en het platte liggende ovaaltje. De bovenzijde is afgewerkt met een rechte rand.