Molenbeker van het molenaarsgilde te Rotterdam

Molenbeker van zilver. Om het midden van de klokvormige beker loopt een geprofileerde band, waaronder een gegraveerd wapen met helmteken en dekkleden: het veld doorsneden van goud en keel; het gouden veld beladen met drie zwarte kraaien, 2 en 1 geplaatst. Het kelen veld beladen met een scepter en een dorsvlegel, gekruist volgens de richting van het St. Andrieskruis. Ter weerszijden van het wapen zijn de volgende verzen gegraveerd: "Men zegt de Molen maalt // En draait met alle winden // Dat rijkelijk o Vrinden // Uw zorg en zweet betaalt // T Geluk dat wispelturig Den stervling biet den rug // Dan streelt en dan weer stug" en "Draait ook en keert gedurig // Maar weest Gij eensgezint; // Wilt ieder 't zijne geven; // Dan loopt geheel uw leven // 't Geluk u voor den wint. F.G.". Boven de band de volgende inscriptie: "Gift van den Heere PIETER KRAAY. Aan het Rotterdamsche Molenaarsgilden. Als Hooft Luyde waaren: Jan van der Werf, Cornelis de Goeyer en Lodewijk de Vos 1722."

Molenbeker van het molenaarsgilde te Rotterdam

Molenbeker van zilver. Om het midden van de klokvormige beker loopt een geprofileerde band, waaronder een gegraveerd wapen met helmteken en dekkleden: het veld doorsneden van goud en keel; het gouden veld beladen met drie zwarte kraaien, 2 en 1 geplaatst. Het kelen veld beladen met een scepter en een dorsvlegel, gekruist volgens de richting van het St. Andrieskruis. Ter weerszijden van het wapen zijn de volgende verzen gegraveerd: "Men zegt de Molen maalt // En draait met alle winden // Dat rijkelijk o Vrinden // Uw zorg en zweet betaalt // T Geluk dat wispelturig Den stervling biet den rug // Dan streelt en dan weer stug" en "Draait ook en keert gedurig // Maar weest Gij eensgezint; // Wilt ieder 't zijne geven; // Dan loopt geheel uw leven // 't Geluk u voor den wint. F.G.". Boven de band de volgende inscriptie: "Gift van den Heere PIETER KRAAY. Aan het Rotterdamsche Molenaarsgilden. Als Hooft Luyde waaren: Jan van der Werf, Cornelis de Goeyer en Lodewijk de Vos 1722."