De gouden rammelaar heeft een parelmoeren heft. Hij eindigt in een fluitje, waarin aan de bovenzijde een hartvormige opening is uitgespaard. Aan de onderzijde hiervan is een ring met een ketting bevestigd. Even onder het andere uiteinde, waarin het plat vierkantige heft steekt, dat de zich verbredende vorm van de montuur voortzet. De montuur is versierd met bloemenmanden en voluten op een geponste ondergrond. Aan beide platte zijden lopen over de gehele lengte gladde banden ; op twee plaatsen worden deze doorkruist door geprofileerde randen.