De gegoten ronde vijzel verbreedt zich naar boven toe, heeft een hoge uitkragende rand en een geprofileerde voet, welke hoger is aangebracht dan de onderkant van het voorwerp. Op de rand in Latijnse majuskels het opschrift ANTONI WILKES ME FECIT ENCHVSAE ANNO 1661 met interpuncties bestaande uit een uit zeven bolletjes opgebouwde rozet (zeven keer). De wand is versierd met twee friezen. Op de bovenste is ruim twee keer het motief herhaald van een renaissance-vaas tussen twee symmetrisch geplaatste engelen met een palmtak, zittende op rankenwerk, waarin een hoorn des overvloeds is opgenomen en waarvan de tweede voluut eindigt in een masker. De gedeeltelijk herhaalde voorstelling op het onderste fries is ontleend aan de jacht: een ruiter en zijn voetknecht zijn op de valkenjacht, een man houdt een stuk vlees (?) voor een leeuw op, een ruiter jaagt met drie honden op een hert, dat tevens wordt benaderd door een voetknecht met een lans, terwijl een man op een hoorn blaast.