De pot, die in zijn geheel is gegoten, heeft een gietnaad nabij de oren. De brede bolle romp is aan de onderkant plat. De rechte schuin naar boven gerichte hals vormt aan de buitenzijde een stompe hoek met de wand van de buik. De naar buiten rechte, brede, iets meer verticaal gerichte liprand is bovenop min of meer horizontaal vlak. De grape staat op drie poten, die in doorsnede min of meer driehoekig zijn. Eén van hen is onder een oor aangebracht. De scherphoekige oren, die in doorsnede min of meer rond zijn, zijn in elkaars verlengde op de buik en tegen de liprand geplaatst.