Kaarsenkroon van twee hoogten met ieder acht armen en drie schildjes

Het voorwerp bestaat uit een ronde smeedijzeren stang, een ijzeren splitpen en de volgende gegoten en daarna op een draaibank bewerkte delen: de hangring, het stamdeel met de bovenste standring, de baluster, het stamdeel met de onderste standring, de bol, de knop, drie schilden, twee keer acht armen met bijbehorende vetvangers, kaarsenhouders en pinnen. De ronde hangring gaat onderaan over in een geprofileerde holle cylinder. Het stamdeel met de bovenste standring is aldaar bij de armsgaten 1 t/m 8 genummerd en versierd met fijne gegroefde ringen. Boven de standring heeft dit onderdeel de vorm van een paddestoel, overgaande in een nodus. In de kap van de paddestoel bevinden zich drie gaten, genummerd 1, 2 of 3 ter plaatsing van de schilden. Onder de standring is dit onderdeel als een aanzwellende nodus gemodelleerd. Hierop sluit het stamdeel aan, dat de vorm heeft van een baluster, die met een zware geprofileerde rib is versierd. Het stamdeel met de onderste standring is van fijne gegroefde ringen voorzien en bij de armsgaten 1 t/m 8 genummerd. Boven deze standring heeft het een vorm, welke als aanzet is op te vatten tot de daarop geplaatste baluster. Daaronder is het als een aanzwellende nodus gemodelleerd. De bol is aan boven- en onderzijde van een gat voorzien. De krachtige geprofileerde knop, die in een peervormig knopje eindigt, is aan de smeedijzeren stang bevestigd. Deze heeft bovenaan een spleet voor de splitpen. In het bovenste stamdeel zijn drie schilden gestoken, die op de uiteinden onderaan 1, 2, of 3 zijn genummerd. De schilden zijn in kwabstijl gemodelleerd en voorzien van het volgende opschrift, voorstelling, letters en teken: Ao1630 / HEEFT / HET.LINNE / WEVERS / GILDE.DESE / CRONE.INDE / BROER / KERCKE / VEREERT; links bovenaan een gekroonde spoel en links en rechts de initialen van de overlieden van het gilde: WCL / huismerk en ID / CI / HS. De S-vormige armen zijn aan de stamzijde voorzien van een nok met een opening om ze met een pin in de standringen te kunnen vastzetten. Een van de nokken is ongemerkt, de overige zijn 1 t/m 7 gemerkt. Bij de stam zijn de armen op het eind en naar het midden toe versierd met twee gestileerde dolfijnenkoppen en met drie paar in kwabstijl uitgevoerde krullen of bladeren. Naar buiten toe eindigen de armen in een lip, waarin een van een schroefdraad voorzien gat is aangebracht, ter bevestiging van de kaarsenhouders en vetvangers. De armen hebben per krans dezelfde grootte en zijn telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De cylindervormige kaarsenhouders hebben twee geprofileerde ribben, twee gegroefde ringen en geprofileerde uitstekende rand. Vier van de onderste krans en vijf van de bovenste krans zijn voorzien van een geprofileerde cylindervoet, en waarschijnlijk oorspronkelijk. De overige hebben een balustervoet van verschillende vormen zijn toegevoegd. De schroefeinden van de houders zijn veelal voorzien van een centergat. Respectievelijk drie en vier kaarsenhouders van de onderste krans, vijf en twee van de bovenste krans zijn met behulp van dezelfde mallen gegoten. De vetvangers van beide kransen zijn aan de bovenkant naar het midden toe twee keer verdiept. Aan de onderkant zijn zij rond het gat op het enigszins bolvormige midden geprofileerd en op de rand geribd en voorzien van twee gegroefde ringen. De vetvangers van beide kransen hebben telkens hun eigen grootte en zijn met behulp van dezelfde modellen gegoten. Eén vetvanger van de onderste krans ontbreekt. Eén met vijf punten genummerde vetvanger van de bovenste krans is toegevoegd. De pinnen zijn voorzien van een vaasvormige knop. Vier van de onderste krans zijn met behulp van hetzelfde model gegoten. Eén is bijgemaakt. Een nagemaakte kaarsenhouder van de bovenste krans is nagenoeg gebroken.

Kaarsenkroon van twee hoogten met ieder acht armen en drie schildjes

Het voorwerp bestaat uit een ronde smeedijzeren stang, een ijzeren splitpen en de volgende gegoten en daarna op een draaibank bewerkte delen: de hangring, het stamdeel met de bovenste standring, de baluster, het stamdeel met de onderste standring, de bol, de knop, drie schilden, twee keer acht armen met bijbehorende vetvangers, kaarsenhouders en pinnen. De ronde hangring gaat onderaan over in een geprofileerde holle cylinder. Het stamdeel met de bovenste standring is aldaar bij de armsgaten 1 t/m 8 genummerd en versierd met fijne gegroefde ringen. Boven de standring heeft dit onderdeel de vorm van een paddestoel, overgaande in een nodus. In de kap van de paddestoel bevinden zich drie gaten, genummerd 1, 2 of 3 ter plaatsing van de schilden. Onder de standring is dit onderdeel als een aanzwellende nodus gemodelleerd. Hierop sluit het stamdeel aan, dat de vorm heeft van een baluster, die met een zware geprofileerde rib is versierd. Het stamdeel met de onderste standring is van fijne gegroefde ringen voorzien en bij de armsgaten 1 t/m 8 genummerd. Boven deze standring heeft het een vorm, welke als aanzet is op te vatten tot de daarop geplaatste baluster. Daaronder is het als een aanzwellende nodus gemodelleerd. De bol is aan boven- en onderzijde van een gat voorzien. De krachtige geprofileerde knop, die in een peervormig knopje eindigt, is aan de smeedijzeren stang bevestigd. Deze heeft bovenaan een spleet voor de splitpen. In het bovenste stamdeel zijn drie schilden gestoken, die op de uiteinden onderaan 1, 2, of 3 zijn genummerd. De schilden zijn in kwabstijl gemodelleerd en voorzien van het volgende opschrift, voorstelling, letters en teken: Ao1630 / HEEFT / HET.LINNE / WEVERS / GILDE.DESE / CRONE.INDE / BROER / KERCKE / VEREERT; links bovenaan een gekroonde spoel en links en rechts de initialen van de overlieden van het gilde: WCL / huismerk en ID / CI / HS. De S-vormige armen zijn aan de stamzijde voorzien van een nok met een opening om ze met een pin in de standringen te kunnen vastzetten. Een van de nokken is ongemerkt, de overige zijn 1 t/m 7 gemerkt. Bij de stam zijn de armen op het eind en naar het midden toe versierd met twee gestileerde dolfijnenkoppen en met drie paar in kwabstijl uitgevoerde krullen of bladeren. Naar buiten toe eindigen de armen in een lip, waarin een van een schroefdraad voorzien gat is aangebracht, ter bevestiging van de kaarsenhouders en vetvangers. De armen hebben per krans dezelfde grootte en zijn telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De cylindervormige kaarsenhouders hebben twee geprofileerde ribben, twee gegroefde ringen en geprofileerde uitstekende rand. Vier van de onderste krans en vijf van de bovenste krans zijn voorzien van een geprofileerde cylindervoet, en waarschijnlijk oorspronkelijk. De overige hebben een balustervoet van verschillende vormen zijn toegevoegd. De schroefeinden van de houders zijn veelal voorzien van een centergat. Respectievelijk drie en vier kaarsenhouders van de onderste krans, vijf en twee van de bovenste krans zijn met behulp van dezelfde mallen gegoten. De vetvangers van beide kransen zijn aan de bovenkant naar het midden toe twee keer verdiept. Aan de onderkant zijn zij rond het gat op het enigszins bolvormige midden geprofileerd en op de rand geribd en voorzien van twee gegroefde ringen. De vetvangers van beide kransen hebben telkens hun eigen grootte en zijn met behulp van dezelfde modellen gegoten. Eén vetvanger van de onderste krans ontbreekt. Eén met vijf punten genummerde vetvanger van de bovenste krans is toegevoegd. De pinnen zijn voorzien van een vaasvormige knop. Vier van de onderste krans zijn met behulp van hetzelfde model gegoten. Eén is bijgemaakt. Een nagemaakte kaarsenhouder van de bovenste krans is nagenoeg gebroken.