Kaarsenkroon van twee hoogten met ieder zes armen

Het voorwerp bestaat uit een ijzeren stang met een ijzeren haak en de volgende gegoten delen: de Mariafiguur, de aan haar arm geklonken rechterhand, haar op overeenkomstige wijze geklonken linkerhand met het Christuskind, de op haar hoofd geklonken kroon, de stam, de geklonken leeuwenkop, de trekring, twee keer zes armen met de bijbehorende vetvangers en smeedijzeren kaarsenpinnen. De staande Mariafiguur is omgeven door een stralenkrans. Haar kleed en mantel zijn versierd met geponste stermotieven. Mantelsluiting en halsketting zijn eveneens geponst aangegeven. De overwegend holrond geprofileerde stam heeft twee standringen met telkens zes inkepingen, die gemerkt zijn met één tot en met vijf inkepingen. De laatste inkeping per ring is ongemerkt. De armen zijn twee maal gebogen en zijn ongemerkt, dan wel telkens op de bevestigingsnokken I tot en met IIIII gemerkt. Zij zijn versierd met twee druiventrossen en twee wingerdbladeren (boven) en vier druiventrossen en vijf wingerdbladeren (onder). De ronde vetvangers hebben aan de onderkant opengewerkte, gekartelde verticaal geplaatste randen, ter maskering van de bevestiging op de armen. Dit geschiedt door ronde ijzeren pinnen, die in de einden van de armen zijn geschroefd. De diverse armen zijn telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De vetvangers wijken onderling af. Aan de armen en vetvangers zijn enkele details hersteld, andere ontbreken. Bij de Mariafiguur ontbreekt de scepter.

Kaarsenkroon van twee hoogten met ieder zes armen

Het voorwerp bestaat uit een ijzeren stang met een ijzeren haak en de volgende gegoten delen: de Mariafiguur, de aan haar arm geklonken rechterhand, haar op overeenkomstige wijze geklonken linkerhand met het Christuskind, de op haar hoofd geklonken kroon, de stam, de geklonken leeuwenkop, de trekring, twee keer zes armen met de bijbehorende vetvangers en smeedijzeren kaarsenpinnen. De staande Mariafiguur is omgeven door een stralenkrans. Haar kleed en mantel zijn versierd met geponste stermotieven. Mantelsluiting en halsketting zijn eveneens geponst aangegeven. De overwegend holrond geprofileerde stam heeft twee standringen met telkens zes inkepingen, die gemerkt zijn met één tot en met vijf inkepingen. De laatste inkeping per ring is ongemerkt. De armen zijn twee maal gebogen en zijn ongemerkt, dan wel telkens op de bevestigingsnokken I tot en met IIIII gemerkt. Zij zijn versierd met twee druiventrossen en twee wingerdbladeren (boven) en vier druiventrossen en vijf wingerdbladeren (onder). De ronde vetvangers hebben aan de onderkant opengewerkte, gekartelde verticaal geplaatste randen, ter maskering van de bevestiging op de armen. Dit geschiedt door ronde ijzeren pinnen, die in de einden van de armen zijn geschroefd. De diverse armen zijn telkens met behulp van dezelfde modellen gegoten. De vetvangers wijken onderling af. Aan de armen en vetvangers zijn enkele details hersteld, andere ontbreken. Bij de Mariafiguur ontbreekt de scepter.