De kandelaar bestaat uit vier delen: de voet, de mannenfiguur, twee vetvangers, twee kaarsenhouders. De voet en de vetvangers zijn gedraaid, de mannenfiguur en de kaarsenhouders zijn gegoten. De lage ronde geprofileerde voet is met gegroefde ringen versierd, en heeft een platte rand. Het horizontale gedeelte van de voet is voorzien van een opstaand randje, en kan aldus als vetvanger dienst doen. Naar het midden gaat de voet over in een klokvormige verhoging met een opening, waarin de stam is geschroefd. Deze heeft de vorm van een staande volgens de splittenmode der Duitse landsknechten geklede mannenfiguur, met snor en bakkebaarden, die zijn armen heeft opgeheven. De man staat op een voetstuk, dat onderaan een korte schroefdraad heeft en van boven plat en min of meer ovaal van omtrek is. Aldaar is het merk T aangebracht tussen de voeten van de man. Diens handen omvatten twee elementen, waarin de geprofileerde kaarsenhouders op de vetvangers zijn geschroefd. Deze onderdelen zijn eveneens met gegroefde ringen versierd. De op voeten geplaatste kaarsenhouders zijn zesvlakkig met telkens twee openingen in de vorm van een staande rechthoek en een driepas. De voet is bij de overgang naar het klokvormig middendeel gescheurd en ten dele hersteld. De dolk in 's mans linkerzijde ontbreekt. De voet, de mannenfiguur en de vetvangers zijn oorspronkelijk, de kaarsenhouders, die wel uit dezelfde tijd zijn, doch proportioneel niet harmoniëren, vermoedelijk niet.