Monstrans uit de R.K. kerk te Vessem, Noord-Brabant

Het voorwerp bestaat uit de volgende delen: de voet, die overgaat in de onderste helft van de stam, de nodus, de bovenhelft van de stam, de bodem van de houder, de hostiestandaard (de lunula), de monturen en de twee verticale verbindingsstukken (de steunberen), vervolgens de bekroning, bestaande uit een deksel, waarop een uit tien delen samengestelde torenspits is geplaatst. De onderdelen zijn grotendeels in elkaar gemonteerd en met pennen vastgezet. De bodem van de houder is geklonken. De zeslobbige voet loopt onderaan uit in een brede platte rand. Zij gaat naar boven toe over in de zesvlakkige stam, die in het midden een grove met zes onbewerkte facetten versierde nodus heeft. Beide stamgedeelten worden onderbroken door zeszijdige knopen. De cilindermonturen hebben twee randen, waarin kruisbloemprofielen zijn uitgezaagd. Elke steunbeer is versierd met een met hogels versierde krul, pinakels en een raamtracering. Drie verbindingsstukken hebben de vorm van spuwers. Naar binnen toe heeft de steunbeer een uit kruisbloemprofielen opgebouwde versiering. De bekroning bestaat uit een vierkante getraceerde lantaarn met in pinakels eindigende steunberen op de hoeken, een hoge spits met gegraveerd dak, waarop een bol is geklonken. Het ornament van de cilindermonturen is hier en daar afgebroken. Dit is eveneens het geval met de hostiehouder en het kruis op de torenspits. Het cilinderglas ontbreekt.

Monstrans uit de R.K. kerk te Vessem, Noord-Brabant

Het voorwerp bestaat uit de volgende delen: de voet, die overgaat in de onderste helft van de stam, de nodus, de bovenhelft van de stam, de bodem van de houder, de hostiestandaard (de lunula), de monturen en de twee verticale verbindingsstukken (de steunberen), vervolgens de bekroning, bestaande uit een deksel, waarop een uit tien delen samengestelde torenspits is geplaatst. De onderdelen zijn grotendeels in elkaar gemonteerd en met pennen vastgezet. De bodem van de houder is geklonken. De zeslobbige voet loopt onderaan uit in een brede platte rand. Zij gaat naar boven toe over in de zesvlakkige stam, die in het midden een grove met zes onbewerkte facetten versierde nodus heeft. Beide stamgedeelten worden onderbroken door zeszijdige knopen. De cilindermonturen hebben twee randen, waarin kruisbloemprofielen zijn uitgezaagd. Elke steunbeer is versierd met een met hogels versierde krul, pinakels en een raamtracering. Drie verbindingsstukken hebben de vorm van spuwers. Naar binnen toe heeft de steunbeer een uit kruisbloemprofielen opgebouwde versiering. De bekroning bestaat uit een vierkante getraceerde lantaarn met in pinakels eindigende steunberen op de hoeken, een hoge spits met gegraveerd dak, waarop een bol is geklonken. Het ornament van de cilindermonturen is hier en daar afgebroken. Dit is eveneens het geval met de hostiehouder en het kruis op de torenspits. Het cilinderglas ontbreekt.