Vouwwaaier met dubbel blad van papier, waarop met gouache aan de voorkant een combinatie van scènes uit de Odyssee van Homerus en op de achterkant Zephyrius die een bloemenkrans boven Flora houdt, op een ivoren montuur ajour en in reliëf gesneden

Door de voorstelling op de voorkant van deze waaier als het ware in drieën te verdelen, is op ingenieuze wijze getracht een aantal scènes uit de Odyssee van Homerus (ca. 800?-ca. 750 v.Chr.) tot één geheel samen te voegen. In het midden besluiten de goden op voorspraak van Athena, dat de nimf Kalypso Odysseus moet laten gaan opdat hij naar Ithaka kan terugkeren (I:1-94). Links een wanhopige Kalypso, die de door verdriet verteerde en smekende Odysseus op de rotsen aan zee vindt en hem moet meedelen, dat zij hem op bevel van de goden zal laten vertrekken (V:151). Rechts een landschap, waarschijnlijk Ithaka voorstellende. De keuze van het onderwerp is uitzonderlijk, aangezien er in de 17e en 18e eeuw in Nederland slechts weinig belangstelling bestond voor de Odyssee en het anatal afbeeldingen dientengevolge gering is. (Vgl. G. Lairesse, Odysseus en Calypso, 1682, Rijksmuseum, inv. A211) De centrale voorstelling op het blad aan de achterzijde is ontleend aan het werk van de aan het begin van de 18e eeuw zeer geliefde dichter Ovidius (43 v.Chr.-18 n.Chr.). Het is een scène uit zijn Fasti waarbij Zephyrius, de god van de westenwind, ten teken van zijn liefde een bloemenkrans boven Flora, de godin van de bloemen houdt. Verdelinks een arcadisch landschap in de trant van de Nederlandse schilder Isaac de Moucheron (1667-1744) en rechts een boslandschap. Het verhaal van Flora en Zephyrius zal hoogstwaarschijnlijk een bekend en gleiefd thema zijn geweest; de schilder Philip Tideman (1657-1705) schreef in 1699 in ijn aantekenboekje over een opdracht tot het schilderen van een waaier, die door 'een Minnaar' aan zijn 'beminde Maagd' zou worden gegeven. Mogelijk is deze waaier eveneens een cadeau van een minnaar aan zijn geleifde geweest. Het is namelijk opvallend, dat in beide gevallen voor werd gekozen Flora en Zephyrius op de achterkant (dus de zichtzijde voor de vrouw) af te beelden. Het blad aan de voor- en aan de achterkant is niet door dezelfde hand geschilderd. De verbinding wordt gevormd door de ornamentele omlijsting, waarin chinoiserie, archaïsche landschapjes, servetwerk en bloemenmandjes zijn verwerkt.

Vouwwaaier met dubbel blad van papier, waarop met gouache aan de voorkant een combinatie van scènes uit de Odyssee van Homerus en op de achterkant Zephyrius die een bloemenkrans boven Flora houdt, op een ivoren montuur ajour en in reliëf gesneden

Door de voorstelling op de voorkant van deze waaier als het ware in drieën te verdelen, is op ingenieuze wijze getracht een aantal scènes uit de Odyssee van Homerus (ca. 800?-ca. 750 v.Chr.) tot één geheel samen te voegen. In het midden besluiten de goden op voorspraak van Athena, dat de nimf Kalypso Odysseus moet laten gaan opdat hij naar Ithaka kan terugkeren (I:1-94). Links een wanhopige Kalypso, die de door verdriet verteerde en smekende Odysseus op de rotsen aan zee vindt en hem moet meedelen, dat zij hem op bevel van de goden zal laten vertrekken (V:151). Rechts een landschap, waarschijnlijk Ithaka voorstellende. De keuze van het onderwerp is uitzonderlijk, aangezien er in de 17e en 18e eeuw in Nederland slechts weinig belangstelling bestond voor de Odyssee en het anatal afbeeldingen dientengevolge gering is. (Vgl. G. Lairesse, Odysseus en Calypso, 1682, Rijksmuseum, inv. A211) De centrale voorstelling op het blad aan de achterzijde is ontleend aan het werk van de aan het begin van de 18e eeuw zeer geliefde dichter Ovidius (43 v.Chr.-18 n.Chr.). Het is een scène uit zijn Fasti waarbij Zephyrius, de god van de westenwind, ten teken van zijn liefde een bloemenkrans boven Flora, de godin van de bloemen houdt. Verdelinks een arcadisch landschap in de trant van de Nederlandse schilder Isaac de Moucheron (1667-1744) en rechts een boslandschap. Het verhaal van Flora en Zephyrius zal hoogstwaarschijnlijk een bekend en gleiefd thema zijn geweest; de schilder Philip Tideman (1657-1705) schreef in 1699 in ijn aantekenboekje over een opdracht tot het schilderen van een waaier, die door 'een Minnaar' aan zijn 'beminde Maagd' zou worden gegeven. Mogelijk is deze waaier eveneens een cadeau van een minnaar aan zijn geleifde geweest. Het is namelijk opvallend, dat in beide gevallen voor werd gekozen Flora en Zephyrius op de achterkant (dus de zichtzijde voor de vrouw) af te beelden. Het blad aan de voor- en aan de achterkant is niet door dezelfde hand geschilderd. De verbinding wordt gevormd door de ornamentele omlijsting, waarin chinoiserie, archaïsche landschapjes, servetwerk en bloemenmandjes zijn verwerkt.