De drie velden op de voorzijde van het blad staan geheel in het teken van het geïdealiseerde, onbedorven landleven; in het midden een galant gezelschap dat aan het vissen is, links een pastrorale scène met een herderin en rechts een boerin die met het juk op de schouders en gevulde emmers in de hand terug komt van het melken. Vanwege de heuvel met de burcht op de achtergrond in de vissersscène, mag men veronderstellen dat voor deze voorstelling gebruik is gemaakt van een midden- of zuid-Europees voorbeeld. Aan de twee mediallons valt op, dat de voorstelling en omlijsting in elkaar overlopen. Hieromheen bloemslingers die als een soort festoenen in trompe-l'oeil met ringen aan kopspijkers zijn gehangen. Op de achterzijde van het blad is een vissend mannetje onder een boom geschilderd. Midden op het montuur een galant gezelschap met twee modieus geklede vrouwen en een man met een driekantige steek in zijn hand. Verder twee zwanen, een grote klassieke vaas en putti met bloemenmanden. Aan de hand van dit montuur is goed te zien hoe het steundeel van de buitenbenen inmiddels was uitgegroeid tot een belangrijk decoratief element. Op het linkerbeen: tortelduiven, een parelrand, een elegante vrouw die iets in haar hand houdt en rocialle; op het rechterbeen: twee tortellende duiven, een parelrand, een modieuze man met een driekantige steek in de hand en rocaille. De beide figuren zijn voor een parelmoeren achtergrond geplaatst. Opvallend is het gebruik van kleine namaak pareltjes, die waarschijnlijk onder invloed van het neoclassicisme zijn toegepast. Louis XVI-stijl.