Kan (fopkan) van steengoed op hoge voet met een bolvormige buik en opengewerkte nek met net onder de rand een korte tuit. Het C-vormige oor is bevestigd aan de nek en de schouder. Onderin de kan zit aan de binnenzijde een gat, waardoor de vloeistof via een buisje in de wand, oor en rand door de tuit naar buiten kan stromen. Gedeeltelijk bedekt met kobaltblauw. Op de buik ingegrifte bladmotieven en kleine gedrukte en opgelegde, ruitvormige medaillons met bloemen in reliëf tegen een blauwe achtergrond. Op de nek in reliëf pilaren en vensters. De tuit is gevat in een tinnen montuur. Westerwald.