Walrustand

Vóór de komst van de Europeanen maakten Inuit in Alaska en in Chukotka in Siberië gravures op hun boren. Sinds de ontdekkingsreis van James Cook in deze streek in 1778 werden dergelijke fraai bewerkte boren meegenomen door Europeanen en Amerikanen. Rond 1890 was er bijna geen boor meer te vinden.<BR> De kunstenaars die eerst hun creativiteit op de boren hadden uitgeleefd, begonnen in de jaren 1870 soeveniers te maken van walrustanden, 'cribbage board' (deze producten worden ook wel 'crimshaw' genoemd. In Chukotka uiterste noordoosten van Siberië legden de Yuit (Asiatische Eskimo) en de Chukchi met name in het dopr Uelen (en ook tot aan de Kolyma rivier) zich toe op het bewerken van walrustanden. Zij sneden van dit materiaal ook kleine jachttaferen en dieren uit hun woongebied, zoals walrussen en denrieren. De handel werd gestimuleerd vanuit Russiasche zijde, maar ook was - in Alaska - de Alaska Handelsmaatschappij te St. Michael actief en gaf of verkocht de walrustanden aan de Inuit, die de tanden bewerkten. Toen er in Alaska in 1898 bij het plaatsje Nome goud werd ontdekt, en tienduizenden goudzoekers het gebied binnenstroomden, kochten zij allerlei objecten die door Inuit gemaakt werden, en ook de handel in bewerkte walrustanden nam een hoge vlucht. Na afloop van de 'Gold Rush' en vermindering van het aantal blanken, en na een vreselijke epidemie in 1918 die het aantal Inuit drastisch deed afnemen, belandde de handel op een lager niveau. Aan de Russische kant van de Beringstraat werden Russische kunstenaars naar het noorden gestuurd om de technieken van Inuit verder te helpen ontwikkelen. Vaak georganiseerd in 'brigades', collectieve staatsbedrijven. Hier ontstond een nieuw genre met nieuwe afbeeldingen en kleurtechnieken. Na 1930 tijdens de Sovjettijd, verwerkten snijders scenes uit de recente Russische politieke geschiedenis op hun walrustanden. Zo zijn er afbeelingen van Lenin te zien, naast Chukchi mythen en het leven in de yarangas (rendierhuiden tenten). Het werk van Chukchi en Yuit kunstenaars is vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. Er zijn namelijk onder de Chukchi twee groepen: de Chauchuvat ('rijk aan rendieren', hier is 'Chukchi' van afgeleid), levend van de rendierhouderij, en de Ankalyn ('het zeevolk'), levend van de zeezoogdierjacht (overeenkomstig die van de Yuit). Daarbij komt dat de Yuit en Chukchi door gemengde huwelijken sterk met elkaar vermengd zijn. De Chukchi lijken terrein te winnen op de Yuit, die in de 19e eeuw in aantal en territorium omvangrijker waren. Bewerkte walrustanden zijn in feite een product dat uit de buitenlandse vraag tot ontwikkeling is gekomen en zij hebben tot op de huidige dag aantrekkingskracht voor verzamelaars. <BR>

Walrustand

Vóór de komst van de Europeanen maakten Inuit in Alaska en in Chukotka in Siberië gravures op hun boren. Sinds de ontdekkingsreis van James Cook in deze streek in 1778 werden dergelijke fraai bewerkte boren meegenomen door Europeanen en Amerikanen. Rond 1890 was er bijna geen boor meer te vinden.<BR> De kunstenaars die eerst hun creativiteit op de boren hadden uitgeleefd, begonnen in de jaren 1870 soeveniers te maken van walrustanden, 'cribbage board' (deze producten worden ook wel 'crimshaw' genoemd. In Chukotka uiterste noordoosten van Siberië legden de Yuit (Asiatische Eskimo) en de Chukchi met name in het dopr Uelen (en ook tot aan de Kolyma rivier) zich toe op het bewerken van walrustanden. Zij sneden van dit materiaal ook kleine jachttaferen en dieren uit hun woongebied, zoals walrussen en denrieren. De handel werd gestimuleerd vanuit Russiasche zijde, maar ook was - in Alaska - de Alaska Handelsmaatschappij te St. Michael actief en gaf of verkocht de walrustanden aan de Inuit, die de tanden bewerkten. Toen er in Alaska in 1898 bij het plaatsje Nome goud werd ontdekt, en tienduizenden goudzoekers het gebied binnenstroomden, kochten zij allerlei objecten die door Inuit gemaakt werden, en ook de handel in bewerkte walrustanden nam een hoge vlucht. Na afloop van de 'Gold Rush' en vermindering van het aantal blanken, en na een vreselijke epidemie in 1918 die het aantal Inuit drastisch deed afnemen, belandde de handel op een lager niveau. Aan de Russische kant van de Beringstraat werden Russische kunstenaars naar het noorden gestuurd om de technieken van Inuit verder te helpen ontwikkelen. Vaak georganiseerd in 'brigades', collectieve staatsbedrijven. Hier ontstond een nieuw genre met nieuwe afbeeldingen en kleurtechnieken. Na 1930 tijdens de Sovjettijd, verwerkten snijders scenes uit de recente Russische politieke geschiedenis op hun walrustanden. Zo zijn er afbeelingen van Lenin te zien, naast Chukchi mythen en het leven in de yarangas (rendierhuiden tenten). Het werk van Chukchi en Yuit kunstenaars is vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. Er zijn namelijk onder de Chukchi twee groepen: de Chauchuvat ('rijk aan rendieren', hier is 'Chukchi' van afgeleid), levend van de rendierhouderij, en de Ankalyn ('het zeevolk'), levend van de zeezoogdierjacht (overeenkomstig die van de Yuit). Daarbij komt dat de Yuit en Chukchi door gemengde huwelijken sterk met elkaar vermengd zijn. De Chukchi lijken terrein te winnen op de Yuit, die in de 19e eeuw in aantal en territorium omvangrijker waren. Bewerkte walrustanden zijn in feite een product dat uit de buitenlandse vraag tot ontwikkeling is gekomen en zij hebben tot op de huidige dag aantrekkingskracht voor verzamelaars. <BR>