Traanlamp op voetstuk

Een spekstenen traanlamp op een houten onderstel met drie poten.<BR> De lamp heeft een opstaande rand en een verlopende bodem.<BR> De lange, rechte zijde van de lamp is naar het platform, waarop men zat en sliep, toegekeerd.<BR> Aan deze kant van de lamp leunt ook het mos, dat als lampenpit dient, tegen het opstaande randje.<BR> De Oost-Groenlanders vullen het basin van de lamp met ongesmolten spek. De hitte van de lamp smelt het spek tot olie.<BR> De West-Groenlanders daarentegen doen fijn gesneden, voorgekauwd of fijn gesneden spek in de lamp, zodat het sneller smelt.<BR> Bij een traanlamp horen diverse accessoires.<BR> Allereerst is er de Inuit variant van de ons bekende kaarsendover.<BR> Met dit apparaatje wordt het mos af en toe omgedraaid, en wordt voorkomen dat het gaat roken.<BR> De lamp staat op een lampensteun (zie RMV 690-58b) met drie poten (zie RMV 690- 58cde).<BR> Er zijn kleine, ronde schaaltjes om de olie op te vangen die eventueel uit de lamp druipt.<BR> En aan een haak die aan het droogrek boven de lamp was vastgemaakt, kon ook een stuk spek worden gehangen.<BR> De hitte van de lamp eronder deed kleine druppels olie naar beneden vallen, die het vlammetje op hun beurt voedden.<BR> In een Groenlandse woning konden door de verschillende kleine families, die samenwoonden, meerdere traanlampen worden gebruikt.<BR> De lampen brandden overdag en deels in de nacht en hadden de voortdurende aandacht van de vrouwen.<BR> 's Nachts gingen de meeste lampen in huis uit, maar één of twee bleven er altijd aan, tenzij er een tekort aan spek was.<BR> In geval van tekort moest men heide of drijfhout verbranden.<BR> In de eerste helft van de twintigste eeuw raakte de traanlamp in Groenland in onbruik. Men ging over op Europese kolenfornuizen voor verwarming en olielampen als verlichting, die vanuit Denemarken werden ingevoerd.<BR> In de tachterjaren van de twintigste eeuw werd electriciteit in de kleinere dorpen gerealiseerd, zodat nu alle huizen voorzien zijn van electrische verlichting.

Traanlamp op voetstuk

Een spekstenen traanlamp op een houten onderstel met drie poten.<BR> De lamp heeft een opstaande rand en een verlopende bodem.<BR> De lange, rechte zijde van de lamp is naar het platform, waarop men zat en sliep, toegekeerd.<BR> Aan deze kant van de lamp leunt ook het mos, dat als lampenpit dient, tegen het opstaande randje.<BR> De Oost-Groenlanders vullen het basin van de lamp met ongesmolten spek. De hitte van de lamp smelt het spek tot olie.<BR> De West-Groenlanders daarentegen doen fijn gesneden, voorgekauwd of fijn gesneden spek in de lamp, zodat het sneller smelt.<BR> Bij een traanlamp horen diverse accessoires.<BR> Allereerst is er de Inuit variant van de ons bekende kaarsendover.<BR> Met dit apparaatje wordt het mos af en toe omgedraaid, en wordt voorkomen dat het gaat roken.<BR> De lamp staat op een lampensteun (zie RMV 690-58b) met drie poten (zie RMV 690- 58cde).<BR> Er zijn kleine, ronde schaaltjes om de olie op te vangen die eventueel uit de lamp druipt.<BR> En aan een haak die aan het droogrek boven de lamp was vastgemaakt, kon ook een stuk spek worden gehangen.<BR> De hitte van de lamp eronder deed kleine druppels olie naar beneden vallen, die het vlammetje op hun beurt voedden.<BR> In een Groenlandse woning konden door de verschillende kleine families, die samenwoonden, meerdere traanlampen worden gebruikt.<BR> De lampen brandden overdag en deels in de nacht en hadden de voortdurende aandacht van de vrouwen.<BR> 's Nachts gingen de meeste lampen in huis uit, maar één of twee bleven er altijd aan, tenzij er een tekort aan spek was.<BR> In geval van tekort moest men heide of drijfhout verbranden.<BR> In de eerste helft van de twintigste eeuw raakte de traanlamp in Groenland in onbruik. Men ging over op Europese kolenfornuizen voor verwarming en olielampen als verlichting, die vanuit Denemarken werden ingevoerd.<BR> In de tachterjaren van de twintigste eeuw werd electriciteit in de kleinere dorpen gerealiseerd, zodat nu alle huizen voorzien zijn van electrische verlichting.