Kris met schede

Kris met een lemmet van vijftien bochten ('luk') en wolkenpatroon (pamor). Aan de basis is het lemmet versierd met een olifantenkop ('lambe gajah'). De greep van de kris is van ebbenhout gesneden en versierd met goud en robijnen en saffieren. Wat de vorm van de greep, die 'kocet-kocetan' wordt genoemd, precies voorstelt is raadselachtig. Er valt een kop van insect met voelsprieten en zes poten in te herkennen. Sommigen koppelen deze insect aan de kever Batara Karpa, die volgens de hindoeïstische mythologie uit een ei kwam en als moeder Dewi Winata had, een vogeldemoon, die getrouwd was met de asceet Kasyapa in de gedaante van een schildpad. (zie http://www.vikingsword.com/vb/showthread.php?t=5909&highlight=kocet-kocetan en Ghiringhelli 2011:88). Volgens Suteja Neka worden dergelijke grepen ook 'kusia' genoemd, een rups in een cocon die later in een vlinder zal veranderen (2010: 126). Dit symboliseert transformatie en verandering. Ook Nieuwenkamp heeft een dergelijke krisgreep getekend, waar als bijschrift onder staat dat het een vlinder voorstelt die juist uit zijn cocon is gekropen (1905: 94). Krissen met deze grepen waren voorheen voorbehouden aan Hindoe priesters, religieuze leiders of leden van de vorstenhuizen in het zuiden van Bali (Ghiringhelli 2011:88). Krissen met een rijke versiering van kostbare materialen als deze werden gedragen tijdens staatsceremoniën en waren niet bedoeld als wapen.<BR>

Kris met schede

Kris met een lemmet van vijftien bochten ('luk') en wolkenpatroon (pamor). Aan de basis is het lemmet versierd met een olifantenkop ('lambe gajah'). De greep van de kris is van ebbenhout gesneden en versierd met goud en robijnen en saffieren. Wat de vorm van de greep, die 'kocet-kocetan' wordt genoemd, precies voorstelt is raadselachtig. Er valt een kop van insect met voelsprieten en zes poten in te herkennen. Sommigen koppelen deze insect aan de kever Batara Karpa, die volgens de hindoeïstische mythologie uit een ei kwam en als moeder Dewi Winata had, een vogeldemoon, die getrouwd was met de asceet Kasyapa in de gedaante van een schildpad. (zie http://www.vikingsword.com/vb/showthread.php?t=5909&highlight=kocet-kocetan en Ghiringhelli 2011:88). Volgens Suteja Neka worden dergelijke grepen ook 'kusia' genoemd, een rups in een cocon die later in een vlinder zal veranderen (2010: 126). Dit symboliseert transformatie en verandering. Ook Nieuwenkamp heeft een dergelijke krisgreep getekend, waar als bijschrift onder staat dat het een vlinder voorstelt die juist uit zijn cocon is gekropen (1905: 94). Krissen met deze grepen waren voorheen voorbehouden aan Hindoe priesters, religieuze leiders of leden van de vorstenhuizen in het zuiden van Bali (Ghiringhelli 2011:88). Krissen met een rijke versiering van kostbare materialen als deze werden gedragen tijdens staatsceremoniën en waren niet bedoeld als wapen.<BR>