Armband

zilveren armband, in overlay-techniek; "fret"-motief op de platte zijde en concentrische cirkeld op de dikke zijde; het verschil in dikte tussen beide kanten van deze arband is relatief zeldzaam.<BR> <BR> Zowel Navajo als Amerikaanse bronnen zeggen dat edelsmederij geen traditioneel inheems ambacht is, maar geleerd van de Amerikanen na de internering en pacificatie van de Navajo's in Fort Sumner in 1868. Sommige Navajo's leerden deze vaardigheid zelfs tijdens hun gevangenschap en beoefenden het vak op het nieuw toegewezen Navajo- reservaat. De allereerste Navajo zilversmid heette Atsidí Sání dat 'oude smid' betekent. Hij is ook bekend met de Spaanse naam Herrero. De smeden verkregen het zilver van Amerikaanse soldaten die waren gelegerd in de omringende forten. Naast sieraden werden ook allerlei gebruiksvoorwerpen van zilver gemaakt. Decoraties waren gebaseerd op Spaanse en Mexicaanse motieven zoals de "naja" (halvemaanvorm) en werden in deze periode in het zilver gegraveerd of geponst. De jaren 1880 was een belangrijk tijdperk voor Navajo- zilverwerk omdat toen veel nieuwe decoratietechnieken werden geïntroduceerd en ook werd begonnen met nu kenmerkende inlegwerk van turkoois. Zilveren sieraden waren essentieel voor de handel in de vroege periode op het reservaat wanneer de kleine kuddes schapen niet voldoende waren. Het zilverwerk was voornamelijk bestemd voor inheems gebruik, Navajo en niet- Navajo. Een grote externe blanke markt moest nog ontwikkeld worden. Indiaanse sieraden werden vaak verpand bij de lommerd en wanneer ze niet werden opgehaald verkocht aan toeristen als souvenir. De sieraden waren nog niet echt heel erg populair omdat ze als te zwaar en opvallend werden beschouwd door blanken die ze ook thuis wilden dragen. Vanaf eind negentiende en begin twintigste eeuw deelde de Fred Harvey Company daarom kleine stukjes turkoois en licht zilver uit aan de Navajo- zilversmeden om daarvan juwelen te maken die aantrekkelijk zouden zijn voor de blanke markt. De toeristische sieraden hadden specifieke decoratiemotieven zoals het hakenkruis dat niet op Indiaanse juwelen voorkwam en werden verkocht in de souvenirwinkeltjes van Fred Harvey hotels langs de spoorlijnen. In deze periode ontstonden in feite twee verschillende markten; die voor de Navajo's zelf met hun sieraden die symbool stonden voor welvaart en prestige en die voor de blanke toerist met sieraden van mindere kwaliteit die draagbaar moesten zijn in een blanke omgeving. Doordat de markt voor Indiaanse sieraden te commercieel werd en andere Indiaanse volkeren zoals de Zuni's, de Hopi's en andere Pueblo- volkeren ook zilveren sieraden met een aantrekkelijke stijl waren begonnen te maken dreigde de markt voor de Navajo's aan zijn eigen succes en gebrek aan kwaliteit ten onder te gaan. Als tegenbeweging werden in de jaren 1940 verschillende organisaties zoals de "Navajo Arts and Crafts Guild" opgericht om een hoge graad van vakmanschap te kunnen garanderen. Ook de Indiaanse kostscholen namen ambachten op in het lessysteem en leerden traditionele technieken van het zilversmeden aan hun leerlingen om de commercialisatie tegen te gaan. Door deze maatregelen bereikte het Navajo- zilver weer het oude niveau en typerende stijl met eenvoudige vormen in zwaar zilver en met grote stenen. In deze periode ontstonden ook duidelijk te onderscheiden tribale stijlen. Na afloop van WOII werden nieuwe technologische veranderingen in de edelsmederij ingevoerd waardoor het mogelijk werd om bijvoorbeeld veel kleinere steentjes in te zetten en nieuwe stijlen ontstonden. Typerende tribale stijlen met hun traditionele technieken, decoratiemotieven en vormgeving worden sinds de jaren 1960 en 1970 gecombineerd met moderne en nieuwe materiaalsoorten waardoor nieuwe Indiaanse sieraden ontstaan. In deze fase is traditie leidraad geworden en worden zilversmeden niet meer beperkt in hun werk. Ook zijn de smeden niet meer van de "trader" afhankelijk voor gereedschappen en materialen waardoor het assortiment sterk uitgebreid is met bijvoorbeeld goud, diamanten en veel meer. Daarnaast worden de technieken die in de periode van voor 1960 met één bepaalde stam werden geassocieerd tegenwoordig door verschillende volkeren toegepast waardoor men eerder spreekt over de individualistische stijl van de betreffende zilversmid dan die van de stam.

Armband

zilveren armband, in overlay-techniek; "fret"-motief op de platte zijde en concentrische cirkeld op de dikke zijde; het verschil in dikte tussen beide kanten van deze arband is relatief zeldzaam.<BR> <BR> Zowel Navajo als Amerikaanse bronnen zeggen dat edelsmederij geen traditioneel inheems ambacht is, maar geleerd van de Amerikanen na de internering en pacificatie van de Navajo's in Fort Sumner in 1868. Sommige Navajo's leerden deze vaardigheid zelfs tijdens hun gevangenschap en beoefenden het vak op het nieuw toegewezen Navajo- reservaat. De allereerste Navajo zilversmid heette Atsidí Sání dat 'oude smid' betekent. Hij is ook bekend met de Spaanse naam Herrero. De smeden verkregen het zilver van Amerikaanse soldaten die waren gelegerd in de omringende forten. Naast sieraden werden ook allerlei gebruiksvoorwerpen van zilver gemaakt. Decoraties waren gebaseerd op Spaanse en Mexicaanse motieven zoals de "naja" (halvemaanvorm) en werden in deze periode in het zilver gegraveerd of geponst. De jaren 1880 was een belangrijk tijdperk voor Navajo- zilverwerk omdat toen veel nieuwe decoratietechnieken werden geïntroduceerd en ook werd begonnen met nu kenmerkende inlegwerk van turkoois. Zilveren sieraden waren essentieel voor de handel in de vroege periode op het reservaat wanneer de kleine kuddes schapen niet voldoende waren. Het zilverwerk was voornamelijk bestemd voor inheems gebruik, Navajo en niet- Navajo. Een grote externe blanke markt moest nog ontwikkeld worden. Indiaanse sieraden werden vaak verpand bij de lommerd en wanneer ze niet werden opgehaald verkocht aan toeristen als souvenir. De sieraden waren nog niet echt heel erg populair omdat ze als te zwaar en opvallend werden beschouwd door blanken die ze ook thuis wilden dragen. Vanaf eind negentiende en begin twintigste eeuw deelde de Fred Harvey Company daarom kleine stukjes turkoois en licht zilver uit aan de Navajo- zilversmeden om daarvan juwelen te maken die aantrekkelijk zouden zijn voor de blanke markt. De toeristische sieraden hadden specifieke decoratiemotieven zoals het hakenkruis dat niet op Indiaanse juwelen voorkwam en werden verkocht in de souvenirwinkeltjes van Fred Harvey hotels langs de spoorlijnen. In deze periode ontstonden in feite twee verschillende markten; die voor de Navajo's zelf met hun sieraden die symbool stonden voor welvaart en prestige en die voor de blanke toerist met sieraden van mindere kwaliteit die draagbaar moesten zijn in een blanke omgeving. Doordat de markt voor Indiaanse sieraden te commercieel werd en andere Indiaanse volkeren zoals de Zuni's, de Hopi's en andere Pueblo- volkeren ook zilveren sieraden met een aantrekkelijke stijl waren begonnen te maken dreigde de markt voor de Navajo's aan zijn eigen succes en gebrek aan kwaliteit ten onder te gaan. Als tegenbeweging werden in de jaren 1940 verschillende organisaties zoals de "Navajo Arts and Crafts Guild" opgericht om een hoge graad van vakmanschap te kunnen garanderen. Ook de Indiaanse kostscholen namen ambachten op in het lessysteem en leerden traditionele technieken van het zilversmeden aan hun leerlingen om de commercialisatie tegen te gaan. Door deze maatregelen bereikte het Navajo- zilver weer het oude niveau en typerende stijl met eenvoudige vormen in zwaar zilver en met grote stenen. In deze periode ontstonden ook duidelijk te onderscheiden tribale stijlen. Na afloop van WOII werden nieuwe technologische veranderingen in de edelsmederij ingevoerd waardoor het mogelijk werd om bijvoorbeeld veel kleinere steentjes in te zetten en nieuwe stijlen ontstonden. Typerende tribale stijlen met hun traditionele technieken, decoratiemotieven en vormgeving worden sinds de jaren 1960 en 1970 gecombineerd met moderne en nieuwe materiaalsoorten waardoor nieuwe Indiaanse sieraden ontstaan. In deze fase is traditie leidraad geworden en worden zilversmeden niet meer beperkt in hun werk. Ook zijn de smeden niet meer van de "trader" afhankelijk voor gereedschappen en materialen waardoor het assortiment sterk uitgebreid is met bijvoorbeeld goud, diamanten en veel meer. Daarnaast worden de technieken die in de periode van voor 1960 met één bepaalde stam werden geassocieerd tegenwoordig door verschillende volkeren toegepast waardoor men eerder spreekt over de individualistische stijl van de betreffende zilversmid dan die van de stam.