Zes scherven van een aardewerken urn

Deze urnenfragmenten horen bij de schedels en schedelfragmenten van serie 269, die volgens een onderzoek van Prof. J.P. Kleiweg-de Zwaan in een urnenveld bij Melolo zijn gevonden. Veel van die urnen en urnenfragmenten zijn niet bewaard gebleven, de aandacht ging toentertijd uit naar de schedels t.b.v. de fysische antropologie. <BR> <BR> Sommige schedels zaten volgens Kleiweg-de Zwaan in potten, die over een opening beschikten die kleiner was dan de menselijke schedel die erin zat. Hij neemt dus aan dat die urnen als het ware om de schedels heen zijn gebakken. De onderzoekers van toen hebben weinig oog gehad voor de culturele uitingen m.b.t. tot de dood.<BR> <BR> Kleiweg-de Zwaan kan de schedels niet dateren, toch neemt hij wel aan dat ze oud zijn; immers uit hij het vermoeden dat ze uit de neolithische tijd komen. Hij denkt dat het urnenveld bij een bevolkingsgroep hoort, die vanuit Zuid-Sulawesi is geïmmigreerd. Op de oude beschrijvingskaart van object 269-21 staat dat niemand in de omgeving kon zeggen waar die urnen vandaan kwamen.<BR> <BR> De objecten van serie 269 zijn volgens de oude beschrijvingskaarten en het verslag van Kleiweg-de Zwaan aan het museum geschonken door de Duitse arts en onderzoeker Ernst Rodenwaldt. Die is in antropologische kringen beroemd geworden door zijn onderzoek naar de ‘mestiezen’ van Kisar. Het is helaas niet duidelijk wie de urnen met de schedels heeft opgegraven en van wie Rodenwaldt die schedels had ontvangen. De fragmenten van nummer 269a t/m c zijn met zekerheid voor de komst van Rodenwaldt al door lokale 'civile gezagshebbers' opgegraven.

Zes scherven van een aardewerken urn

Deze urnenfragmenten horen bij de schedels en schedelfragmenten van serie 269, die volgens een onderzoek van Prof. J.P. Kleiweg-de Zwaan in een urnenveld bij Melolo zijn gevonden. Veel van die urnen en urnenfragmenten zijn niet bewaard gebleven, de aandacht ging toentertijd uit naar de schedels t.b.v. de fysische antropologie. <BR> <BR> Sommige schedels zaten volgens Kleiweg-de Zwaan in potten, die over een opening beschikten die kleiner was dan de menselijke schedel die erin zat. Hij neemt dus aan dat die urnen als het ware om de schedels heen zijn gebakken. De onderzoekers van toen hebben weinig oog gehad voor de culturele uitingen m.b.t. tot de dood.<BR> <BR> Kleiweg-de Zwaan kan de schedels niet dateren, toch neemt hij wel aan dat ze oud zijn; immers uit hij het vermoeden dat ze uit de neolithische tijd komen. Hij denkt dat het urnenveld bij een bevolkingsgroep hoort, die vanuit Zuid-Sulawesi is geïmmigreerd. Op de oude beschrijvingskaart van object 269-21 staat dat niemand in de omgeving kon zeggen waar die urnen vandaan kwamen.<BR> <BR> De objecten van serie 269 zijn volgens de oude beschrijvingskaarten en het verslag van Kleiweg-de Zwaan aan het museum geschonken door de Duitse arts en onderzoeker Ernst Rodenwaldt. Die is in antropologische kringen beroemd geworden door zijn onderzoek naar de ‘mestiezen’ van Kisar. Het is helaas niet duidelijk wie de urnen met de schedels heeft opgegraven en van wie Rodenwaldt die schedels had ontvangen. De fragmenten van nummer 269a t/m c zijn met zekerheid voor de komst van Rodenwaldt al door lokale 'civile gezagshebbers' opgegraven.