Ophanghaak in de vorm van een mensenfiguur met een lange slangvormige neus

Deze ophanghaak hoort bij de zogenoemde figuurhaken. Hij stelt een man met een verlengde neus in de vorm van een slang voor. Figuurhaken zoals deze zijn meestal symmetrische centrale figuren die op een sikkel- of halvemaanvormige haak staan. Ophanghaken met voorstellingen van menselijke figuren komen veruit het meest voor in het Midden-Sepikgebied (Kelm, deel 1, 27).<BR> <BR> De slang heeft een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik-rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. De sierlittekens op de borst, die de jonge mannen tijdens het initiatieritueel krijgen, stellen ook de slang voor. De inkervingen bij de borst van deze mannenfiguur stellen vermoedelijk zulke sierlittekens voor. Onder de Iatmul leeft de voorstelling, dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont. (Kelm 1966, deel I, 27 en Wirz 1959, 27-29).<BR> <BR> Gezichten met lange kinnen, neuzen of lippen komen in verschillende variaties voor. Meestal zijn mannelijke figuren van deze verlengingen voorzien, die met de navel of de fallus zijn verbonden of zelfs tot de voeten reiken. Deze verlengingen worden vaak als 'slurfachtig' (Wirz 1959, 48) of 'snavelachtig' (Schefold 1966, 233-237) beschreven. Verlengde neuzen hebben volgens Wirz vaak de vorm van een hagedis of een slang. Schefold is van mening dat de snavel de oorspronkelijke vorm is en dat de verlengde slurfachtige neus een afgeleide is hiervan (Schefold 1966, 235). De betekenis van die verlengingen is niet duidelijk; Schefold vermeldt het fallische kenmerk van de verlengingen (Schefold 1966, 235). <BR> <BR> Ophanghaken met zulke snavelvormige verlengingen zijn met name afkomstig van de benedenloop van de Sepik of van de kust. De haken met een verlengde neus komen meestal uit het gebied van de middenloop. (Wirz 1954, 17-18 & Schefold 1966, 233-237). Deze ophanghaak is afkomstig van de Iatmul aan de middenloop van de rivier.<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De zwarte kleur wordt van houtskool of mangaanhoudende aarde gewonnen. (Kelm deel I, 1966, 23-24).

Ophanghaak in de vorm van een mensenfiguur met een lange slangvormige neus

Deze ophanghaak hoort bij de zogenoemde figuurhaken. Hij stelt een man met een verlengde neus in de vorm van een slang voor. Figuurhaken zoals deze zijn meestal symmetrische centrale figuren die op een sikkel- of halvemaanvormige haak staan. Ophanghaken met voorstellingen van menselijke figuren komen veruit het meest voor in het Midden-Sepikgebied (Kelm, deel 1, 27).<BR> <BR> De slang heeft een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik-rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. De sierlittekens op de borst, die de jonge mannen tijdens het initiatieritueel krijgen, stellen ook de slang voor. De inkervingen bij de borst van deze mannenfiguur stellen vermoedelijk zulke sierlittekens voor. Onder de Iatmul leeft de voorstelling, dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont. (Kelm 1966, deel I, 27 en Wirz 1959, 27-29).<BR> <BR> Gezichten met lange kinnen, neuzen of lippen komen in verschillende variaties voor. Meestal zijn mannelijke figuren van deze verlengingen voorzien, die met de navel of de fallus zijn verbonden of zelfs tot de voeten reiken. Deze verlengingen worden vaak als 'slurfachtig' (Wirz 1959, 48) of 'snavelachtig' (Schefold 1966, 233-237) beschreven. Verlengde neuzen hebben volgens Wirz vaak de vorm van een hagedis of een slang. Schefold is van mening dat de snavel de oorspronkelijke vorm is en dat de verlengde slurfachtige neus een afgeleide is hiervan (Schefold 1966, 235). De betekenis van die verlengingen is niet duidelijk; Schefold vermeldt het fallische kenmerk van de verlengingen (Schefold 1966, 235). <BR> <BR> Ophanghaken met zulke snavelvormige verlengingen zijn met name afkomstig van de benedenloop van de Sepik of van de kust. De haken met een verlengde neus komen meestal uit het gebied van de middenloop. (Wirz 1954, 17-18 & Schefold 1966, 233-237). Deze ophanghaak is afkomstig van de Iatmul aan de middenloop van de rivier.<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De zwarte kleur wordt van houtskool of mangaanhoudende aarde gewonnen. (Kelm deel I, 1966, 23-24).