Ophanghaak in de vorm van een krokodil, omlijst door een slang

Het centrale gedeelte van de ophanghaak wordt door de krokodil gevormd. Deze krokodil is door een slang omlijst. De eigenlijke haak stelt een meervalkop voor. De tot stekels geworden kieuwen dienen als de haken om de objecten aan te hangen. Op beide kanten van die meervalkop is een gezicht weergegeven. Op de kant van de krokodil, bestaat dit gezicht uit ogen met concentrische kringen, een kleine neus en een mond. Op de kant van de slang zit op die meervalkop een menselijk gezicht. Dit gezicht is ondersteboven weergegeven. <BR> <BR> De twee andere dieren die in deze ophanghaak zijn weergegeven, nemen een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. Een geestenkrokodil, de verpersoonlijking van alle krokodillen, is volgens de Iatmul de schepper van de aarde. Hij heeft een belangrijke rol in de cultus van de Iatmul, vooral in het initiatieritueel, waarin de jonge mannen aan de geestenkrokodil worden gewijd. Tijdens dat ritueel worden de novicen door een grote imitatiekrokodil verslonden en vervolgens als volwassen mannen herboren (Emst 1958, 13). Door middel van bamboemesjes of krokodillentanden worden de borst en armen van de novicen in een bloedig ritueel van sierlittekens voorzien. <BR> <BR> De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik-rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. De sierlittekens op de borst, die de jonge mannen tijdens het initiatieritueel krijgen, stellen ook de slang voor. Onder de Iatmul leeft de voorstelling, dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont (Wirz 1959. 27-28).<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De kleur rood is door kleurige aarde verkregen. Wit is van ongebluste kalk verkregen en zwart van houtskool of mangaanhoudende aarde. (Kelm deel I, 1966, 23-24).

Ophanghaak in de vorm van een krokodil, omlijst door een slang

Het centrale gedeelte van de ophanghaak wordt door de krokodil gevormd. Deze krokodil is door een slang omlijst. De eigenlijke haak stelt een meervalkop voor. De tot stekels geworden kieuwen dienen als de haken om de objecten aan te hangen. Op beide kanten van die meervalkop is een gezicht weergegeven. Op de kant van de krokodil, bestaat dit gezicht uit ogen met concentrische kringen, een kleine neus en een mond. Op de kant van de slang zit op die meervalkop een menselijk gezicht. Dit gezicht is ondersteboven weergegeven. <BR> <BR> De twee andere dieren die in deze ophanghaak zijn weergegeven, nemen een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. Een geestenkrokodil, de verpersoonlijking van alle krokodillen, is volgens de Iatmul de schepper van de aarde. Hij heeft een belangrijke rol in de cultus van de Iatmul, vooral in het initiatieritueel, waarin de jonge mannen aan de geestenkrokodil worden gewijd. Tijdens dat ritueel worden de novicen door een grote imitatiekrokodil verslonden en vervolgens als volwassen mannen herboren (Emst 1958, 13). Door middel van bamboemesjes of krokodillentanden worden de borst en armen van de novicen in een bloedig ritueel van sierlittekens voorzien. <BR> <BR> De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik-rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. De sierlittekens op de borst, die de jonge mannen tijdens het initiatieritueel krijgen, stellen ook de slang voor. Onder de Iatmul leeft de voorstelling, dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont (Wirz 1959. 27-28).<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De kleur rood is door kleurige aarde verkregen. Wit is van ongebluste kalk verkregen en zwart van houtskool of mangaanhoudende aarde. (Kelm deel I, 1966, 23-24).