Houten ophanghaak in de vorm van mannenfiguur met op het hoofd de zaag van een zaagvis

Deze ophanghaak hoort bij de zogenoemde figuurhaken, zoals de meeste ophanghaken uit het Midden-Sepikgebied. Hij bestaat uit een centrale mannelijke figuur met een opvallend wit gezicht. Op zijn hoofd draagt hij rechtopstaand de zaag van een zaagvis. Zijn borst en buik zijn met littekens versierd, die jonge mannen in de initiatie krijgen, waar ze in een ritueel scarificaties met bamboe mesjes of krokodiltanden ondergaan (Wirz 1959, 12-14). De ronde sierlittekens op de borst stellen twee slangen voor. De figuur staat op een haak die met de kop van een meerval is versierd. Op de hoogte van de heup is een extra paar haken aangebracht, die als horens uitsteken. Figuurhaken zijn meestal symmetrische centrale figuren die op een sikkel- of halvemaanvormige haak staan. Ophanghaken met voorstellingen van menselijke figuren komen veruit het meest voor (Kelm, deel 1, 27). <BR> <BR> De slang heeft een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. Door de sierlittekens op de borst, worden de mannen verbonden met die slang. Onder de Iatmul leeft de voorstelling dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont. (Kelm 1966, deel I, 27 en Wirz 1959, 27-29).<BR> <BR> Zaagvissen zijn krachtige zeevissen, die de prooi met de zaag doden en die vanaf de zee honderden kilometers de rivieren in zwemmen. Zoals alle dieren die zich door hun kracht voordoen, is ook de zaagvis een vaak voorkomend totemistisch symbool. De zaag van de vissen werd door de mensen als gereedschap en wapen gebruikt, dat ook tijdens het initiatieritueel wordt gebruikt (Wirz 1959, 47). Het belangrijkste kenmerk van de meervallen zijn de verharde uitstekende kieuwen, die bij veel ophanghaken de eigenlijke haken vormen.<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De kleuren geel, bruin en rood zijn meestal door kleurige aarde verkregen. Wit is ongebluste kalk, zwart van houtskool of mangaanhoudende aarde. (Kelm deel I, 1966, 23-24).

Houten ophanghaak in de vorm van mannenfiguur met op het hoofd de zaag van een zaagvis

Deze ophanghaak hoort bij de zogenoemde figuurhaken, zoals de meeste ophanghaken uit het Midden-Sepikgebied. Hij bestaat uit een centrale mannelijke figuur met een opvallend wit gezicht. Op zijn hoofd draagt hij rechtopstaand de zaag van een zaagvis. Zijn borst en buik zijn met littekens versierd, die jonge mannen in de initiatie krijgen, waar ze in een ritueel scarificaties met bamboe mesjes of krokodiltanden ondergaan (Wirz 1959, 12-14). De ronde sierlittekens op de borst stellen twee slangen voor. De figuur staat op een haak die met de kop van een meerval is versierd. Op de hoogte van de heup is een extra paar haken aangebracht, die als horens uitsteken. Figuurhaken zijn meestal symmetrische centrale figuren die op een sikkel- of halvemaanvormige haak staan. Ophanghaken met voorstellingen van menselijke figuren komen veruit het meest voor (Kelm, deel 1, 27). <BR> <BR> De slang heeft een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul. De slang geldt als de schepper van de Sepik-rivier. Volgens het verhaal kroop een grote slang vanuit de bergen richting oosten liet een diep kronkelend spoor achter, dat later met water gevuld de Sepik rivier vormde. Die slang woont nog steeds in de rivier. Door de sierlittekens op de borst, worden de mannen verbonden met die slang. Onder de Iatmul leeft de voorstelling dat de slang ook in het lichaam van de jonge man woont. (Kelm 1966, deel I, 27 en Wirz 1959, 27-29).<BR> <BR> Zaagvissen zijn krachtige zeevissen, die de prooi met de zaag doden en die vanaf de zee honderden kilometers de rivieren in zwemmen. Zoals alle dieren die zich door hun kracht voordoen, is ook de zaagvis een vaak voorkomend totemistisch symbool. De zaag van de vissen werd door de mensen als gereedschap en wapen gebruikt, dat ook tijdens het initiatieritueel wordt gebruikt (Wirz 1959, 47). Het belangrijkste kenmerk van de meervallen zijn de verharde uitstekende kieuwen, die bij veel ophanghaken de eigenlijke haken vormen.<BR> <BR> Haken om goederen aan op te hangen, waren in het hele Melanesische gebied verbreid. Aan zulke haken werd voornamelijk voedsel in netten of bakken aan opgehangen, om het tegen water en ongedierte te beschermen. Onderzoekers vermelden verder, dat ook andere voorwerpen zoals wapens, muziekinstrumenten en menselijke schedels van voorvaderen of van slachtoffers van koppensnellen aan de haken werden opgehangen (Stöhr 1971, 90). De ophanghaken waren doormiddel van touwen aan de dakconstructie vastgemaakt en hadden soms een ronde houten schijf, die boven de figuur is vastgemaakt ter bescherming tegen ratten (zie TM inv.nr 2670-50a/b). De meest versierde haken worden door de onderzoekers eerder als esthetische objecten beschouwd, dan als gebruiksvoorwerpen (Wirz 1954, 15-16). Stöhr merkt op die meest versierde haken waarschijnlijk in de mannenhuizen hingen, die in elk dorp van het gebied stonden en die in het leven van de mannen een belangrijke plaats innamen. Vanwege de esthetische functie van de haken, stelt hij voor om ze als 'hangbeelden' aan te duiden (Stöhr 1971, 94). <BR> <BR> De vorm van de haak, alsmede de mens- en diervoorstellingen, hebben tot diverse interpretaties geleid. Lang is geopperd dat de figuren voorouders waren of een andere sacrale functie hadden. Al deze theorieën laten zich echter nauwelijks door bronnen onderbouwen (Schefold 1966, 36-41). Zeker is dat de voorgestelde wezens in de mythologie van het Sepikgebied een belangrijke plaats innemen. Schefold wijst erop dat het hierbij niet alleen om algemeen geldende motieven uit de mythologie gaat, maar vaak ook om lokale versies ervan die door de in de groepsgenealogie sterk zijn veranderd (Schefold 1966, 41). Dit impliceert dat er ook voorvaderen voor worden gesteld. Welke voorvaderen dit zijn, is vanwege de lokale gebondenheid van de ophanghaak slechts vast te stellen als bekend is van welke etnische groep het voorwerp afkomstig is. <BR> <BR> Intussen zijn de onderzoekers het erover eens, dat de ophanghaken profane objecten zijn met voorstellingen uit de sacrale wereld van de mythologie en de voorvaderen. Ondanks de sacrale voorstellingen, blijft de profane functie bestaan. (Schefold 1966, 42-43).<BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen gemaakt. Met de dorens van de rotan werd het kraswerk verricht.<BR> <BR> De kleuren geel, bruin en rood zijn meestal door kleurige aarde verkregen. Wit is ongebluste kalk, zwart van houtskool of mangaanhoudende aarde. (Kelm deel I, 1966, 23-24).