Neksteun met uitsteeksels in de vorm van een mensengezicht en een krokodillenkop

Deze neksteun heeft geen vier poten, maar twee gesloten zijstukken. Het ene uiteinde is in de vorm van een menselijk gezicht gesneden, het andere heeft de vorm van een krokodil. De krokodil heeft als schepper van de wereld een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul, een van de bevolkingsgroepen aan de Midden-Sepik. De geestenkrokodil, de verpersoonlijking van alle krokodillen, is volgens de Iatmul de schepper van de aarde. Hij heeft een belangrijke rol in de cultus van de Iatmul, vooral in het initiatieritueel, waarin de jonge mannen aan de geestenkrokodil worden gewijd. Tijdens dat ritueel worden de novicen door een grote imitatiekrokodil verslonden en vervolgens als volwassen mannen herboren (Emst 1958, 13).<BR> <BR> Neksteunen komen op het hele eiland Nieuw Guinea voor. In het Sepikgebied bestaan er twee soorten, kleine neksteunen die minder dan 20 cm breed zijn, en de grotere neksteunen met een breedte van ongeveer 30 cm. De kleine neksteunen zijn vooral in het mondinggebied van de Sepik-rivier te vinden; de grotere versie in het gebied van de Midden-Sepik (Stöhr 1971, 103). Het Tropenmuseum heeft beide soorten neksteunen in zijn collectie; in de collectie Wirz echter, bevinden zich slechts de grote steunen. <BR> Neksteunen worden gebruikt om te rusten door het hoofd erop te leggen. Neksteunen, en met name de kleine neksteunen, worden ook mee genomen op jachttochten of een andere bezigheid weg van huis om gedurende pauzes op te rusten. Stöhr wijst erop dat het niet zeker is of neksteunen ook voor nachtelijke rust worden gebruikt, er zijn geen meldingen gevonden hierover in de reisverslagen. Van voornamelijk de kleine neksteunen betwijfelt hij de gebruikswaarde voor de slaap gedurende de nacht; grote neksteunen worden volgens hem mogelijk wel voor de nachtelijke rust gebruikt (Stöhr 1971, 103 - 104).<BR> <BR> Zoals bijna alle gebruiksvoorwerpen in het gebied aan de middenloop van de Sepik-rivier, zijn ook neksteunen versierd. Deze versieringsrijkdom voor gebruiksvoorwerpen is bij de buurvolken ten noorden en ten oosten van het Sepikgebied niet bekend (Wirz 1954, 12). De versieringsmotieven zijn meestal afkomstig uit de religieuze en mythische voorstellingswereld. Omdat die mythische voorstellingen op Nieuw Guinea in sterke mate met de verschillende verhalen van de dorpsgemeenschappen en hun voorvaderen zijn verweven, is het vaak niet mogelijk om uitspraken te doen over de betekenis van de versiering. Hiervoor moet men weten uit welk dorp een object precies vandaan komt en wat de religieuze voorstellingen van die dorpsgemeenschap zijn. Ondanks de aanname dat de versieringen uit de religieuze voorstellingswereld komen, behouden de versierde objecten gewoon hun profane bestemming. (Vergelijk hierover de opmerkingen van Schefold over ophanghaken, Schefold 1966, 41). Met snijwerk versierde neksteunen zijn taboe voor vrouwen, zij rusten op onversierde neksteunen van bamboe of hout. <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen verricht. De krokodil heeft kleine, witte kralen in de neus. De ogen van het menselijk gezicht zijn ingelegd met kleine schelpjes.

Neksteun met uitsteeksels in de vorm van een mensengezicht en een krokodillenkop

Deze neksteun heeft geen vier poten, maar twee gesloten zijstukken. Het ene uiteinde is in de vorm van een menselijk gezicht gesneden, het andere heeft de vorm van een krokodil. De krokodil heeft als schepper van de wereld een belangrijke plaats in de mythologie van de Iatmul, een van de bevolkingsgroepen aan de Midden-Sepik. De geestenkrokodil, de verpersoonlijking van alle krokodillen, is volgens de Iatmul de schepper van de aarde. Hij heeft een belangrijke rol in de cultus van de Iatmul, vooral in het initiatieritueel, waarin de jonge mannen aan de geestenkrokodil worden gewijd. Tijdens dat ritueel worden de novicen door een grote imitatiekrokodil verslonden en vervolgens als volwassen mannen herboren (Emst 1958, 13).<BR> <BR> Neksteunen komen op het hele eiland Nieuw Guinea voor. In het Sepikgebied bestaan er twee soorten, kleine neksteunen die minder dan 20 cm breed zijn, en de grotere neksteunen met een breedte van ongeveer 30 cm. De kleine neksteunen zijn vooral in het mondinggebied van de Sepik-rivier te vinden; de grotere versie in het gebied van de Midden-Sepik (Stöhr 1971, 103). Het Tropenmuseum heeft beide soorten neksteunen in zijn collectie; in de collectie Wirz echter, bevinden zich slechts de grote steunen. <BR> Neksteunen worden gebruikt om te rusten door het hoofd erop te leggen. Neksteunen, en met name de kleine neksteunen, worden ook mee genomen op jachttochten of een andere bezigheid weg van huis om gedurende pauzes op te rusten. Stöhr wijst erop dat het niet zeker is of neksteunen ook voor nachtelijke rust worden gebruikt, er zijn geen meldingen gevonden hierover in de reisverslagen. Van voornamelijk de kleine neksteunen betwijfelt hij de gebruikswaarde voor de slaap gedurende de nacht; grote neksteunen worden volgens hem mogelijk wel voor de nachtelijke rust gebruikt (Stöhr 1971, 103 - 104).<BR> <BR> Zoals bijna alle gebruiksvoorwerpen in het gebied aan de middenloop van de Sepik-rivier, zijn ook neksteunen versierd. Deze versieringsrijkdom voor gebruiksvoorwerpen is bij de buurvolken ten noorden en ten oosten van het Sepikgebied niet bekend (Wirz 1954, 12). De versieringsmotieven zijn meestal afkomstig uit de religieuze en mythische voorstellingswereld. Omdat die mythische voorstellingen op Nieuw Guinea in sterke mate met de verschillende verhalen van de dorpsgemeenschappen en hun voorvaderen zijn verweven, is het vaak niet mogelijk om uitspraken te doen over de betekenis van de versiering. Hiervoor moet men weten uit welk dorp een object precies vandaan komt en wat de religieuze voorstellingen van die dorpsgemeenschap zijn. Ondanks de aanname dat de versieringen uit de religieuze voorstellingswereld komen, behouden de versierde objecten gewoon hun profane bestemming. (Vergelijk hierover de opmerkingen van Schefold over ophanghaken, Schefold 1966, 41). Met snijwerk versierde neksteunen zijn taboe voor vrouwen, zij rusten op onversierde neksteunen van bamboe of hout. <BR> <BR> <BR> Vervaardiging<BR> Het houtsnijwerk is met een stenen bijl vervaardigd. Het fijne werk werd met bijgeslepen dierlijke tanden en/of kasuarisklauwen verricht. De krokodil heeft kleine, witte kralen in de neus. De ogen van het menselijk gezicht zijn ingelegd met kleine schelpjes.