Deken

Wanneer Francisco Vásquez de Coronado in de zestiende eeuw het huidige Zuidwesten van de Verenigde Staten ontdekte ontmoette hij ontwikkelde Indiaans volkeren die geweven katoenen kleding droegen. De katoenen kleding werd na verloop van tijd vervangen voor wol van de schapen die de Spaanse kolonisten hadden ingevoerd. De Navajo's stalen van de Spaanse kolonisten schapen en paarden waarmee zij hun eigen kuddes vormden en hoedden. Tijdens de Pueblo Opstand van 1680 vluchtten veel Pueblo- Indianen naar de Navajo's waar zij enkele aspecten van hun cultuur introduceerden, onder andere de weefkunst. Bij de Pueblo's zijn het de mannen die weven, bij de Navajo's de vrouwen en zij zijn ook degenen die de kuddes schapen beheren. In de eerste fase weefden de Navajo's hun gestreepte kleding in dezelfde stijl als de Pueblo's maar ontwikkelden in de achttiende eeuw hun eigen weefsels. De oudst overgebleven Navajo- dekens dateren uit de late- achttiende en vroeg- negentiende eeuw en tonen aan dat de kwaliteit van het werk erg hoog was. Traditioneel gezien weefden de Navajo's zadeldekens, vrouwenkleding en bepaalde delen van mannenkleding zoals de shirts, gordels, leggings en haarbanden. Het belangrijkste kledingstuk dat door hun geweven werd was de "shoulder blanket" of "wearing blanket", een grote deken die om het hele lichaam geslagen werd. Voor de Navajo's was dit hun tweede huid en werd op allerlei verschillende manieren gedrapeerd zodat de drager ervan warm bleef en tegelijkertijd de bewegingsvrijheid niet belemmerd werd. De deken had geen ceremoniële functie en elk exemplaar was uniek, met zijn eigen geweven decoraties. In de negentiende eeuw werd de deken een gewild statusobject bij verschillende Indiaanse volkeren en blanke kolonisten die de dekens prefereerden boven hun eigen dekens. In de jaren 1870 kregen "traders" toestemming om handelsposten op de reservaten te openen. Zij verkochten fabrieksmatig geproduceerde goederen waar Indianen de voorkeur aan gaven en ook steeds afhankelijker van werden. Ze kochten de dekens niet meer van de Navajo's en rond 1900 droegen zelfs de Navajo's hun eigen dekens niet meer. Met de aanleg van nieuwe spoorwegen realiseerden de "traders" zich dat een nieuwe markt gecreëerd kon worden voor het groeiende aantal reizigers en toeristen die het Zuidwesten bezocht. De "traders" moedigden weefsters aan producten zoals kleden en kussenslopen te maken die aantrekkelijk waren voor een blanke markt maar toch een Indiaans gevoel opriepen. Elke "trader" had zijn eigen smaak en beïnvloedde de weefsters die voor hem werkten waardoor veel veranderingen in decoratie en kleurgebruik optraden in de geweven goederen. Voor veel huishoudens was de verkoop van geweven kleden een grote bron van inkomsten. Na 1910 ging de kwaliteit van de kleden sterk achteruit door de invoer van een nieuw schapenras wiens wol ongeschikt was. Daarnaast werd het weefwerk slordiger uitgevoerd met stereotiepe afbeeldingen waardoor de prijzen sterk daalden. Sommige "traders" en kunstliefhebbers wilden deze dramatische situatie veranderen door nieuwe elementen in te voeren waardoor de kleden weer bijzonder werden door bijvoorbeeld natuurlijke kleurstoffen te introduceren. Na WOII nam de rol van de "trader" in de samenleving op het reservaat significant af. Navajo's namen hun kunstnijverheid in eigen handen en startten verschillende tribale projecten om de weefkunst onder de jongere generaties te bevorderen en te verbeteren. Navajo- kleden zijn tegenwoordig een populair verzamelobject en middel voor de jongere Navajo's zelf om in contact te blijven met hun cultuur.

Deken

Wanneer Francisco Vásquez de Coronado in de zestiende eeuw het huidige Zuidwesten van de Verenigde Staten ontdekte ontmoette hij ontwikkelde Indiaans volkeren die geweven katoenen kleding droegen. De katoenen kleding werd na verloop van tijd vervangen voor wol van de schapen die de Spaanse kolonisten hadden ingevoerd. De Navajo's stalen van de Spaanse kolonisten schapen en paarden waarmee zij hun eigen kuddes vormden en hoedden. Tijdens de Pueblo Opstand van 1680 vluchtten veel Pueblo- Indianen naar de Navajo's waar zij enkele aspecten van hun cultuur introduceerden, onder andere de weefkunst. Bij de Pueblo's zijn het de mannen die weven, bij de Navajo's de vrouwen en zij zijn ook degenen die de kuddes schapen beheren. In de eerste fase weefden de Navajo's hun gestreepte kleding in dezelfde stijl als de Pueblo's maar ontwikkelden in de achttiende eeuw hun eigen weefsels. De oudst overgebleven Navajo- dekens dateren uit de late- achttiende en vroeg- negentiende eeuw en tonen aan dat de kwaliteit van het werk erg hoog was. Traditioneel gezien weefden de Navajo's zadeldekens, vrouwenkleding en bepaalde delen van mannenkleding zoals de shirts, gordels, leggings en haarbanden. Het belangrijkste kledingstuk dat door hun geweven werd was de "shoulder blanket" of "wearing blanket", een grote deken die om het hele lichaam geslagen werd. Voor de Navajo's was dit hun tweede huid en werd op allerlei verschillende manieren gedrapeerd zodat de drager ervan warm bleef en tegelijkertijd de bewegingsvrijheid niet belemmerd werd. De deken had geen ceremoniële functie en elk exemplaar was uniek, met zijn eigen geweven decoraties. In de negentiende eeuw werd de deken een gewild statusobject bij verschillende Indiaanse volkeren en blanke kolonisten die de dekens prefereerden boven hun eigen dekens. In de jaren 1870 kregen "traders" toestemming om handelsposten op de reservaten te openen. Zij verkochten fabrieksmatig geproduceerde goederen waar Indianen de voorkeur aan gaven en ook steeds afhankelijker van werden. Ze kochten de dekens niet meer van de Navajo's en rond 1900 droegen zelfs de Navajo's hun eigen dekens niet meer. Met de aanleg van nieuwe spoorwegen realiseerden de "traders" zich dat een nieuwe markt gecreëerd kon worden voor het groeiende aantal reizigers en toeristen die het Zuidwesten bezocht. De "traders" moedigden weefsters aan producten zoals kleden en kussenslopen te maken die aantrekkelijk waren voor een blanke markt maar toch een Indiaans gevoel opriepen. Elke "trader" had zijn eigen smaak en beïnvloedde de weefsters die voor hem werkten waardoor veel veranderingen in decoratie en kleurgebruik optraden in de geweven goederen. Voor veel huishoudens was de verkoop van geweven kleden een grote bron van inkomsten. Na 1910 ging de kwaliteit van de kleden sterk achteruit door de invoer van een nieuw schapenras wiens wol ongeschikt was. Daarnaast werd het weefwerk slordiger uitgevoerd met stereotiepe afbeeldingen waardoor de prijzen sterk daalden. Sommige "traders" en kunstliefhebbers wilden deze dramatische situatie veranderen door nieuwe elementen in te voeren waardoor de kleden weer bijzonder werden door bijvoorbeeld natuurlijke kleurstoffen te introduceren. Na WOII nam de rol van de "trader" in de samenleving op het reservaat significant af. Navajo's namen hun kunstnijverheid in eigen handen en startten verschillende tribale projecten om de weefkunst onder de jongere generaties te bevorderen en te verbeteren. Navajo- kleden zijn tegenwoordig een populair verzamelobject en middel voor de jongere Navajo's zelf om in contact te blijven met hun cultuur.