Miniatuur totempaal

Aan het einde van de negentiende eeuw sprak de totempaal tot de verbeelding van wetenschappers zoals antropologen die de voorwerpen massaal verzamelden voor musea. Daarnaast maakten totempalen een vast onderdeel uit van het reisprogramma van toeristen die de Noordwestkust en Alaska bezochten. In veel gevallen werden de palen vanaf hun originele standplaats verhuisd naar makkelijker te bereiken toeristencentra. Totempalen werden in deze periode geassocieerd met authentieke Indiaanse culturen die op het punt van uitsterven stonden. Hoewel totempalen tegenwoordig niet meer weg te denken zijn uit de Noordwestkust zijn zij pas in de negentiende eeuw ontwikkeld. Alleen de elite mocht totempalen oprichten als uiting van rijkdom en status. In dit kader werd ook de “potlatch” gevierd, een feest waarbij voedsel, rijkdommen en snijwerk werden uitgedeeld aan de gasten of zelfs vernietigd. De Canadese regering verbood de “potlatch” in 1884 met gevolg dat traditioneel snijwerk niet meer gemaakt werd en in hoog tempo verdween. Sommige voorbeelden van traditioneel snijwerk leefden in een andere vorm voort. De Haida sneden bijvoorbeeld na hun bekering tot het Christendom nog wel miniatuurtotempalen voor de verkoop aan buitenstaanders. In de jaren 1820 begonnen zij met de vervaardiging van toeristische souvenirs, waarvan in de jaren 1860 de totempaal de favoriet onder de snijders en kopers was geworden en in de jaren 1890 het enige souvenir was dat voor de verkoop gesneden werd. De modelletjes werden uit argiliet, een brokkelige steensoort gemaakt. Ook de Tlingit produceerden modeltotempalen voor de toeristische markt, daarbij aangemoedigd door Christelijke missionarissen zodat Indianen economisch zelfstandiger zouden worden en op de toeristenmarkt meer kwalitatief hoogstaand werk zou verschijnen. Vrijwel alle miniatuurtotempalen werden en worden gemaakt voor een externe blanke markt. De totempalen die het meest tot de verbeelding spreken zijn die met een vogel met uitgestrekte vleugels, hoewel deze vrij laat zijn ontwikkeld en alleen door de Kwakiutl werden gemaakt. De miniaturen van dit type zijn erg populair als souvenir en worden door verschillende Noordwestkust volkeren en zelfs door Indiaanse stammen die traditioneel gezien geen totempalen kennen gemaakt. Daarnaast worden ze ook op allerlei andere souvenirs zoals koelkastmagneten en dergelijke afgebeeld.

Miniatuur totempaal

Aan het einde van de negentiende eeuw sprak de totempaal tot de verbeelding van wetenschappers zoals antropologen die de voorwerpen massaal verzamelden voor musea. Daarnaast maakten totempalen een vast onderdeel uit van het reisprogramma van toeristen die de Noordwestkust en Alaska bezochten. In veel gevallen werden de palen vanaf hun originele standplaats verhuisd naar makkelijker te bereiken toeristencentra. Totempalen werden in deze periode geassocieerd met authentieke Indiaanse culturen die op het punt van uitsterven stonden. Hoewel totempalen tegenwoordig niet meer weg te denken zijn uit de Noordwestkust zijn zij pas in de negentiende eeuw ontwikkeld. Alleen de elite mocht totempalen oprichten als uiting van rijkdom en status. In dit kader werd ook de “potlatch” gevierd, een feest waarbij voedsel, rijkdommen en snijwerk werden uitgedeeld aan de gasten of zelfs vernietigd. De Canadese regering verbood de “potlatch” in 1884 met gevolg dat traditioneel snijwerk niet meer gemaakt werd en in hoog tempo verdween. Sommige voorbeelden van traditioneel snijwerk leefden in een andere vorm voort. De Haida sneden bijvoorbeeld na hun bekering tot het Christendom nog wel miniatuurtotempalen voor de verkoop aan buitenstaanders. In de jaren 1820 begonnen zij met de vervaardiging van toeristische souvenirs, waarvan in de jaren 1860 de totempaal de favoriet onder de snijders en kopers was geworden en in de jaren 1890 het enige souvenir was dat voor de verkoop gesneden werd. De modelletjes werden uit argiliet, een brokkelige steensoort gemaakt. Ook de Tlingit produceerden modeltotempalen voor de toeristische markt, daarbij aangemoedigd door Christelijke missionarissen zodat Indianen economisch zelfstandiger zouden worden en op de toeristenmarkt meer kwalitatief hoogstaand werk zou verschijnen. Vrijwel alle miniatuurtotempalen werden en worden gemaakt voor een externe blanke markt. De totempalen die het meest tot de verbeelding spreken zijn die met een vogel met uitgestrekte vleugels, hoewel deze vrij laat zijn ontwikkeld en alleen door de Kwakiutl werden gemaakt. De miniaturen van dit type zijn erg populair als souvenir en worden door verschillende Noordwestkust volkeren en zelfs door Indiaanse stammen die traditioneel gezien geen totempalen kennen gemaakt. Daarnaast worden ze ook op allerlei andere souvenirs zoals koelkastmagneten en dergelijke afgebeeld.