Kookpot

Dit type kookpot wordt vooral gebruikt voor het koken van vlees en soms van groente.<BR> De kookpot is van klei gemaakt maar heeft een hengsel van geïmporteerd ijzerdraad.<BR> Hij heeft aan de bovenrand twee handvatten in de vorm van gemodelleerde kopjes van de vliegende hond.<BR> De zijkanten zijn eenvoudig versierd met knopvormige motieven, ingekerfde lijntjes en dergelijke.<BR> <BR> Dit soort potten wordt vervaardigd door de Kaiapit Azera. De Azera vormen een groep van circa 18.000 mensen die in de vallei wonen die de bovenloop van de Markham Rivier omvat, in de Morobe Province van Papua New Guinea.<BR> In een aantal, maar lang niet alle, Azera dorpen zijn er mannelijke specialisten die dit soort aardewerk kunnen en mogen maken. Pottenbakkers genieten een hoge status vanwege hun bijdrage aan de economie van de clan door hun artistieke vaardigheden.<BR> <BR> De productie van aardewerk is belangrijk. Dat was al zo van oudsher, maar nog meer nu naburige groepen het pottenbakken niet meer beoefenen.<BR> Aardewerk potten zijn erg in trek omdat de mensen in de streek nog niet graag van metalen kookgerei gebruik maken. Het eten dat gekookt is in een aardewerk pot smaakt beter dan wanneer het uit een metalen of aluminium pan genuttigd moet worden.<BR> De Kaiapit drijven ruilhandel met hun aardewerk, vroeger tot aan Kainantu in het het Centrale Bergland aan toe, maar verkopen het ook tegen baar geld voornamelijk aan buitenlanders die in Papua New Guinea werkzaam zijn. Het vervult echter nog steeds een rol als onderdeel van de bruidsprijs.<BR> <BR> Het aardewerk dat wordt gemaakt is overwegend van hoge kwaliteit, maar enkele pottenmakers zijn bezweken voor de verlokkingen van de toeristenmarkt.<BR> Zij maken haastig geproduceerd aardewerk voor toeristen -asbakken, miniatuurtrommen, dierfiguren- en kookpotten die haastig zijn vervaardigd en niet goed afgewerkt. Ze zijn gemakkelijk breekbaar omdat ze na het bakken niet zijn verstevigd en afgedicht.<BR> Het aardewerk is belangrijk in de handel en met betrekking tot de bruidprijs, maar heeft ook een rituele functie.<BR> Potten worden gebruikt bij het koken van magische kruiden en soep en voor het bereiden van kokosolie (een belangrijk bestanddeel bij bezweringsformules). <BR> Potten worden ook bij de beenderen van de gestorvenen bijgezet in grotten in de uitlopers van het Kratke Gebergte, waar ook de klei voor de potten gewonnen wordt. <BR> Op het aanraken van sommige potten door- en het bespreken van bepaalde motieven die erop zijn aangebracht met - buitenstaanders rust een taboe.<BR> Dat geldt ook voor het betrekken van de klei die nodig is om het aardewerk te maken.<BR> De klei mag alleen verzameld worden door leden van de groep die er recht op heeft maar tegenwoordig kan de klei ook gekocht of verhandeld worden. <BR> Het verzamelen van de klei is omringd door taboes en gaat gepaard met het nodige ritueel. Alleen gehuwde vrouwen die nog geen kind gebaard hebben mogen de klei verzamelen en dan allen nog op bepaalde tijdstippen. Deze vrouwen moeten traditionele kleding dragen, mogen niet roken of betelnoten kauwen, en moeten hun eigen taal spreken in plaats van het Melanesch pidgin, de belangrijkste voertaal in Papua New Guinea. Het feitelijk uitgraven van de klei mag niet door buitenstaanders worden gezien. <BR> <BR> Het maken van aardewerk gebeurt op de volgende manier:<BR> Men legt een klomp roodbruine klei op een vochtige plank.<BR> Met een, eveneens bevochtigd peddelvormig klophout, wordt op de klei geslagen totdat deze plat wordt.<BR> Onreinheden zoals steentjes en gruis worden bij het slaan verwijderd.<BR> Dan wordt de klei weer opgerold tot een klomp en begint het slaan en reinigen opnieuw.<BR> Meestal duurt deze bezigheid ongeveer drie kwartier.<BR> De gezuiverde en kneedbaar gemaakte klei wordt vervolgens in verse groenkleurige bananenbladeren gewikkeld en in of onder het huis van de pottenbakker bewaard.<BR> <BR> De pottenbakker neemt een stuk uit de klomp klei en kneedt het gedurende een korte tijd.<BR> Hij kneedt vervolgens, afhankelijk van de grootte van de pot, drie tot vijf 'worsten' van klei.<BR> Van deze 'worsten' maakt hij ringen.<BR> Door een neergaande beweging met de duim wrijft hij de ringen aan de buitenkant glad en verbindt hij ze met elkaar.<BR> De pottenbakker plaatst de ontstane basisvorm tussen zijn voeten.<BR> Met een bevochtigd stuk kokosnootschaal strijkt hij de binnenkant glad waarbij hij in een rondgaande beweging van boven naar beneden werkt.<BR> De wanden van de pot worden hoger naarmate ze dunner worden. Zodoende krijgt de pot de typische Azera vorm.<BR> Vervolgens wordt de pot-in-wording op een ringvormige steun gezet die gemaakt is van een deel van de bananenplant en bedekt met een vers bananenblad.<BR> De potwand wordt verder uitgedund en gevormd.<BR> Tenslotte wordt met behulp van diverse werktuigen de bovenrand gevormd, die tenslotte met natte vingers nog eens wordt bevochtigd.<BR> Hierna wordt de pot anderhalf uur in de schaduw te drogen gelegd.<BR> Dan wordt de binnenwand nog eens gladgestreken en laat men vervolgens de pot op de steun nog eens een half uur rusten.<BR> Als deze tijd is verstreken, brengt de pottenbakker de versieringen aan.<BR> Na het aanbrengen van de decoraties moet de pot opnieuw een half uur drogen om tenslotte door schrapen en wrijven de bodem te perfectioneren.<BR> <BR> De versieringen kunnen ingedgrifte lijnpatronen zijn, duimindrukken, en opgelegde motieven in relief; ook driedimensionele dieren- en vogelkoppen worden gemodelleerd aangebracht.<BR> Bepaalde ingegrifte lijnpatronen stellen kenmerken van bepaalde zoogdieren, insekten of vogels voor, bijvoorbeeld de pootafdruk van een muis, de tanden van een varaan, de sporen van een duizendpoot of de veer van een vogel.<BR> Tot de opgemodelleerde patronen behoren de zaadomhulsels van de kokosnoot en de borsten van het varken. <BR> <BR> Tegenwoordig produceert men vier soorten aardewerk: <BR> In de eerste categorie (gur pari, gur bantun, gur angkiang en gur banga) kookt men meestal groenten, hoewel er één soort pot is (de gur banga) waarin men alleen vlees kookt.<BR> In de tweede categorie (gur aniang) kookt men overwegend vlees en soms groenten. Dit type wordt gekenmerkt door de tegenover elkaar geplaatste dierenkopjes die boven de rand uitsteken. Deze kopjes worden apart gevormd en bevestigd nadat de andere versiering is aangebracht. May en Tuckson (2000, p. 138) beschrijven hoe dat in zijn werk gaat. De hier besproken pot uit de collectie van het museum behoort tot deze categorie. <BR> De derde categorie bestaat uit trommen van aardewerk die nog slechts door enkele oudere mannen gemaakt worden.<BR> De vierde categorie kookpot (gur isi) werd vroeger gebruikt om er plantenwortels en -bladeren in te koken waarmee het gezicht en de speren van de strijders werden gekleurd. Deze vervulde dus een belangrijke rol bij de oorlogsmagie. Nu wordt ze nog gebruikt om er gember in te koken.<BR> <BR> Terwijl de oudere pottenbakkers vasthouden aan de traditionele motieven, werken jongere met veel verbeelding nieuwe ontwerpen uit.<BR> <BR> Zie ook RMV 5837-34 en 35.<BR> Bron: Patricia May and Margaret Tuckson, pp. 130-140 (2000, revised edition, first published 1982).<BR> HI en DS, september 2006.

Kookpot

Dit type kookpot wordt vooral gebruikt voor het koken van vlees en soms van groente.<BR> De kookpot is van klei gemaakt maar heeft een hengsel van geïmporteerd ijzerdraad.<BR> Hij heeft aan de bovenrand twee handvatten in de vorm van gemodelleerde kopjes van de vliegende hond.<BR> De zijkanten zijn eenvoudig versierd met knopvormige motieven, ingekerfde lijntjes en dergelijke.<BR> <BR> Dit soort potten wordt vervaardigd door de Kaiapit Azera. De Azera vormen een groep van circa 18.000 mensen die in de vallei wonen die de bovenloop van de Markham Rivier omvat, in de Morobe Province van Papua New Guinea.<BR> In een aantal, maar lang niet alle, Azera dorpen zijn er mannelijke specialisten die dit soort aardewerk kunnen en mogen maken. Pottenbakkers genieten een hoge status vanwege hun bijdrage aan de economie van de clan door hun artistieke vaardigheden.<BR> <BR> De productie van aardewerk is belangrijk. Dat was al zo van oudsher, maar nog meer nu naburige groepen het pottenbakken niet meer beoefenen.<BR> Aardewerk potten zijn erg in trek omdat de mensen in de streek nog niet graag van metalen kookgerei gebruik maken. Het eten dat gekookt is in een aardewerk pot smaakt beter dan wanneer het uit een metalen of aluminium pan genuttigd moet worden.<BR> De Kaiapit drijven ruilhandel met hun aardewerk, vroeger tot aan Kainantu in het het Centrale Bergland aan toe, maar verkopen het ook tegen baar geld voornamelijk aan buitenlanders die in Papua New Guinea werkzaam zijn. Het vervult echter nog steeds een rol als onderdeel van de bruidsprijs.<BR> <BR> Het aardewerk dat wordt gemaakt is overwegend van hoge kwaliteit, maar enkele pottenmakers zijn bezweken voor de verlokkingen van de toeristenmarkt.<BR> Zij maken haastig geproduceerd aardewerk voor toeristen -asbakken, miniatuurtrommen, dierfiguren- en kookpotten die haastig zijn vervaardigd en niet goed afgewerkt. Ze zijn gemakkelijk breekbaar omdat ze na het bakken niet zijn verstevigd en afgedicht.<BR> Het aardewerk is belangrijk in de handel en met betrekking tot de bruidprijs, maar heeft ook een rituele functie.<BR> Potten worden gebruikt bij het koken van magische kruiden en soep en voor het bereiden van kokosolie (een belangrijk bestanddeel bij bezweringsformules). <BR> Potten worden ook bij de beenderen van de gestorvenen bijgezet in grotten in de uitlopers van het Kratke Gebergte, waar ook de klei voor de potten gewonnen wordt. <BR> Op het aanraken van sommige potten door- en het bespreken van bepaalde motieven die erop zijn aangebracht met - buitenstaanders rust een taboe.<BR> Dat geldt ook voor het betrekken van de klei die nodig is om het aardewerk te maken.<BR> De klei mag alleen verzameld worden door leden van de groep die er recht op heeft maar tegenwoordig kan de klei ook gekocht of verhandeld worden. <BR> Het verzamelen van de klei is omringd door taboes en gaat gepaard met het nodige ritueel. Alleen gehuwde vrouwen die nog geen kind gebaard hebben mogen de klei verzamelen en dan allen nog op bepaalde tijdstippen. Deze vrouwen moeten traditionele kleding dragen, mogen niet roken of betelnoten kauwen, en moeten hun eigen taal spreken in plaats van het Melanesch pidgin, de belangrijkste voertaal in Papua New Guinea. Het feitelijk uitgraven van de klei mag niet door buitenstaanders worden gezien. <BR> <BR> Het maken van aardewerk gebeurt op de volgende manier:<BR> Men legt een klomp roodbruine klei op een vochtige plank.<BR> Met een, eveneens bevochtigd peddelvormig klophout, wordt op de klei geslagen totdat deze plat wordt.<BR> Onreinheden zoals steentjes en gruis worden bij het slaan verwijderd.<BR> Dan wordt de klei weer opgerold tot een klomp en begint het slaan en reinigen opnieuw.<BR> Meestal duurt deze bezigheid ongeveer drie kwartier.<BR> De gezuiverde en kneedbaar gemaakte klei wordt vervolgens in verse groenkleurige bananenbladeren gewikkeld en in of onder het huis van de pottenbakker bewaard.<BR> <BR> De pottenbakker neemt een stuk uit de klomp klei en kneedt het gedurende een korte tijd.<BR> Hij kneedt vervolgens, afhankelijk van de grootte van de pot, drie tot vijf 'worsten' van klei.<BR> Van deze 'worsten' maakt hij ringen.<BR> Door een neergaande beweging met de duim wrijft hij de ringen aan de buitenkant glad en verbindt hij ze met elkaar.<BR> De pottenbakker plaatst de ontstane basisvorm tussen zijn voeten.<BR> Met een bevochtigd stuk kokosnootschaal strijkt hij de binnenkant glad waarbij hij in een rondgaande beweging van boven naar beneden werkt.<BR> De wanden van de pot worden hoger naarmate ze dunner worden. Zodoende krijgt de pot de typische Azera vorm.<BR> Vervolgens wordt de pot-in-wording op een ringvormige steun gezet die gemaakt is van een deel van de bananenplant en bedekt met een vers bananenblad.<BR> De potwand wordt verder uitgedund en gevormd.<BR> Tenslotte wordt met behulp van diverse werktuigen de bovenrand gevormd, die tenslotte met natte vingers nog eens wordt bevochtigd.<BR> Hierna wordt de pot anderhalf uur in de schaduw te drogen gelegd.<BR> Dan wordt de binnenwand nog eens gladgestreken en laat men vervolgens de pot op de steun nog eens een half uur rusten.<BR> Als deze tijd is verstreken, brengt de pottenbakker de versieringen aan.<BR> Na het aanbrengen van de decoraties moet de pot opnieuw een half uur drogen om tenslotte door schrapen en wrijven de bodem te perfectioneren.<BR> <BR> De versieringen kunnen ingedgrifte lijnpatronen zijn, duimindrukken, en opgelegde motieven in relief; ook driedimensionele dieren- en vogelkoppen worden gemodelleerd aangebracht.<BR> Bepaalde ingegrifte lijnpatronen stellen kenmerken van bepaalde zoogdieren, insekten of vogels voor, bijvoorbeeld de pootafdruk van een muis, de tanden van een varaan, de sporen van een duizendpoot of de veer van een vogel.<BR> Tot de opgemodelleerde patronen behoren de zaadomhulsels van de kokosnoot en de borsten van het varken. <BR> <BR> Tegenwoordig produceert men vier soorten aardewerk: <BR> In de eerste categorie (gur pari, gur bantun, gur angkiang en gur banga) kookt men meestal groenten, hoewel er één soort pot is (de gur banga) waarin men alleen vlees kookt.<BR> In de tweede categorie (gur aniang) kookt men overwegend vlees en soms groenten. Dit type wordt gekenmerkt door de tegenover elkaar geplaatste dierenkopjes die boven de rand uitsteken. Deze kopjes worden apart gevormd en bevestigd nadat de andere versiering is aangebracht. May en Tuckson (2000, p. 138) beschrijven hoe dat in zijn werk gaat. De hier besproken pot uit de collectie van het museum behoort tot deze categorie. <BR> De derde categorie bestaat uit trommen van aardewerk die nog slechts door enkele oudere mannen gemaakt worden.<BR> De vierde categorie kookpot (gur isi) werd vroeger gebruikt om er plantenwortels en -bladeren in te koken waarmee het gezicht en de speren van de strijders werden gekleurd. Deze vervulde dus een belangrijke rol bij de oorlogsmagie. Nu wordt ze nog gebruikt om er gember in te koken.<BR> <BR> Terwijl de oudere pottenbakkers vasthouden aan de traditionele motieven, werken jongere met veel verbeelding nieuwe ontwerpen uit.<BR> <BR> Zie ook RMV 5837-34 en 35.<BR> Bron: Patricia May and Margaret Tuckson, pp. 130-140 (2000, revised edition, first published 1982).<BR> HI en DS, september 2006.