De Otomí staan ook bekend onder de naam Sierra Ñähñu. Dit volk is al in de zestiende eeuw door monniken gesignaleerd. Zij leefden in Hidalgo, in een onherbergzaam gebied waar zij indringers makkelijk konden ontlopen (zowel andere Indiaanse stammen als Spaanse evangelisten). Dit heeft ervoor gezorgd dat veel precolumbiaanse religieuze gebruiken vandaag nog steeds worden nageleefd. <BR> Zo worden er bijvoorbeeld in San Pablito nog steeds figuren gesneden uit amatal, boombast, die verschillende geesten en goden verbeelden. Op deze manier hopen de mensen zich van vruchtbare landen, genezingen, liefde of overwinning op een vijand te verzekeren.<BR> De bewoners van San Pablito hebben een wijd scala aan goede en slechte krachten, van Judas tot de slechte zeemeermin en Moctezuma, de Azteekse heerser. Ook de regenboog wordt als kwaadaardig beschouwd, waarschijnlijk omdat regen zeer belangrijk is voor deze gemeenschap dat zich op landbouw richt. De regenboog geeft daarentegen het einde van de regen aan, wat misschien zijn kwaadaardigheid indiceert. <BR> Het christendom heeft dit dorp niet over geslagen, maar hekserij is nog steeds in zwang. Beide religies bestaan hier naast elkaar en zijn met elkaar verweven. Er zijn helers die de goede geesten ertoe aanzet goede dingen te bewerkstelligen. Daarnaast wordt er ook door anderen magie bedreven om de zwarte magie te bestrijden. <BR> <BR> <BR>