Panfluit

Waarschijnlijk van Wayana- of Trioherkomst.<BR> Wayananaam: tule, Trionaam: lue. De panfluit bestaat uit 18 rieten blaaspijpjes welke naast elkaar liggen en met een katoenen koort tussen 2 x 2 stroken riet gevlochten zijn. Deze stroken zijn met een weinig dons versierd. Aan beide uiteinden hangt een 19 cm. respectievelijk 24 cm. lang gedraaid koord. Bovendien hangt aan één einde een 79 cm. lange dubbele draad. Ter versteviging (restauratie?) zijn de pijpjes ooit vastge- lijmd geweest. De restanten hiervan zijn nog te zien. Vlg. de litt. wordt de panfluit in combinatie met het schild van een schildpad gebruikt. Zie litt. en nrs. 2352-113 t/m 2352-116.<BR> "Pansfluitjes" worden gebruikt in vereeniging met een schildpad-schild.<BR> Dit laatste is aan den achterkant der buikplaat met balata bestreken; de speler houdt het onder den linkerarm en strijkt er met de rechterhand op, waardoor het één toon afgeest. Met de linkerhand houdt hij het pans- fluitje voor de mond; tegelijk danst hij (Pl. VII, fig. 13, 14; de Goeje 1906, suppl. band VII. pag. 24.). <BR>

Panfluit

Waarschijnlijk van Wayana- of Trioherkomst.<BR> Wayananaam: tule, Trionaam: lue. De panfluit bestaat uit 18 rieten blaaspijpjes welke naast elkaar liggen en met een katoenen koort tussen 2 x 2 stroken riet gevlochten zijn. Deze stroken zijn met een weinig dons versierd. Aan beide uiteinden hangt een 19 cm. respectievelijk 24 cm. lang gedraaid koord. Bovendien hangt aan één einde een 79 cm. lange dubbele draad. Ter versteviging (restauratie?) zijn de pijpjes ooit vastge- lijmd geweest. De restanten hiervan zijn nog te zien. Vlg. de litt. wordt de panfluit in combinatie met het schild van een schildpad gebruikt. Zie litt. en nrs. 2352-113 t/m 2352-116.<BR> "Pansfluitjes" worden gebruikt in vereeniging met een schildpad-schild.<BR> Dit laatste is aan den achterkant der buikplaat met balata bestreken; de speler houdt het onder den linkerarm en strijkt er met de rechterhand op, waardoor het één toon afgeest. Met de linkerhand houdt hij het pans- fluitje voor de mond; tegelijk danst hij (Pl. VII, fig. 13, 14; de Goeje 1906, suppl. band VII. pag. 24.). <BR>