Plaque

Uit een stuk hout gesneden ajour plaque. Polychroom beschilderd in rood, geel, wit en zwart. In de plaque zijn een aantal motieven in ajour techniek uitgesneden. Centraal is een gehurkte vrouwelijke figuur met opgeheven armen; de ellebogen zitten dicht tegen de knieën aan (zgn ' Hockerfigur'). Deze figuur heeft een driehoekige hoofdtooi die aan weerszijden geflankeerd is door een jaarvogelkop. Deze zijn duidelijk herkenbaar aan een zestal inkepingen in de snavel. Onder de jaarvogelkoppen wordt de centrale figuur geflankeerd door aan elke zijde een grote hagedisfiguur, met de kop naar boven en de staart naar beneden. De hagediskoppen bevinden zich op gelijke hoogte als het hoofd van de centrale figuur; de hagedisstaarten bevinden zich op gelijke hoogte met de onderbenen en voeten van de centrale figuur. Onder de centrale figuur zijn twee naar elkaar toegekeerde jaarvogelfiguren uitgesneden. <BR> De punten van de snavels raken elkaar, de poten zijn met elkaar verbonden. De linker jaarvogelfiguur zit met zijn kop geklemd tussen dij- en onderbeen van de centrale figuur. De ander zit wat lager, waarbij de ruimte tussen dij- en onderbeen van de centrale figuur is opgevuld met een min of meer driehoekig motief. De rand van de plaque tot aan de punten van de jaarvogelkoppen bovenaan zijn met driehoekige motiefjes beschilderd. Opvallend is de gedetailleerde, zorgvuldige beschildering, waarbij op sommige plaatsen pointillistisch beschilderd zijn.<BR> <BR> Iconografische interpretatie: <BR> De jaarvogels onderaan hebben op hun lijf een cirkelvorm met een gepointilleerde binnenrand in wit, een rode cirkel in rood en een stervorm in wit, en cirkels in rood, geel en rood., een buitenste gepointilleerde cirkel in wit. De beschildering op de centrale mensenfiguur verwijst naar elementen van opschik zoals die te zien zijn bij jongelingen die geinitieerd worden. Kenmerkend hiervoor zijn de polychrome gelaatsbeschildering, de rij hondetandjes tegen een krans van casuarisveren boven het voorhoofd, de schelpringen om de bovenarmen, de schelpen halsketting met hanger van ovula ovum schelp, van vezel gevlochten armbanden om de beneden armen (vergelijk bijvoorbeeld met Gardi 1958: 131.), de schelpringen aan de polsen. Tepels, navel en schaamlippen met clitoris zijn duidelijk aangegeven.<BR> <BR> Bespreking:<BR> Dergelijke ajour plaques stonden waarschijnlijk opgesteld tegen de wanden van initiatiekamers in het mannenhuis. Ze werden dan tijdens een fase van de inwijding in de yamcultus getoond aan de initiant. Vermoedelijk stelt de centrale figuur een yamgeest voor. Kleinere ajour plaques werden gedragen als onderdeel van een hoofdtooi( zie bijvoorbeeld Gardi 1958: 133). Dergelijke plaques zouden het bezit van bepaalde patrilineale clans zijn. Mogelijk is hier een yamgeest afgebeeld als centrale figuur, geflankeerd door totemistische dierfiguren. Dergelijke yamgeesten zouden over de yamtuinen waken en de vruchtbaarheid van de yamtuinen bevorderen, die aan de clans waarmee ze verwant zijn toebehoren (Gardi 1958: 118; Kaufmann eta al. 1970: 82.<BR> Mogelijk hebben we hier te maken met wat door Forge als een wulge betiteld wordt (zie Schmitz ws. 1971: colorplate 5.<BR> De hurkhouding wordt door Schmitz gezien als een recente stilistische traditie die in het ceromoniële waardesysteem een ondergeschikte plaats inneemt( Schmitz ws. 1971: 61).<BR> Over de Abelam is vrij uitgebreid gepubliceerd door o.a. Forge, Koch en Tuzin. Individuele voorwerpen van dit type plaque zijn echter nauwelijks iconografisch goed gedocumenteerd, noch is hun preciese functie in het ceremonieel- religieuze leven nauwkeurig beschreven.<BR> Zie voor een oudere vorm van de ajour plaque: Ethnic Art Galleries 1967.<BR> Zie voor andere voorbeelden van dergelijke ajour plaques: Schmitz 1971: pl.43, colorplate 4, 5. Een fraai voorbeeld van wat een ouder type lijkt te zijn vindt men in Parsons 1975: pl. 118. Een voorbeeld van een plaque die niet niet ajour uitgesneden is, vindt men op de omslag van Meyers 1975 en pl. 134.<BR> Een plaque die qua stijl en kwaliteit veel overeenkomst vertoont met dit exemplaar bevindt zich in het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam en is afgebeeld in Victor Jansen 1962: kleurafbeelding 2. De centrale figuur op die plaque is een staande mannelijke figuur. De omlijsting met het zigzagmotief blijkt op dat exemplaar onderaan te eindigen in twee tegenover elkaar geplaatste slangekoppen. Het lijkt voor de hand te liggen om de omlijsting van het R.v.V. exemplaar als slang- motief te interpreteren.<BR> <BR> Pedigree: <BR> Door de heer Dijkstra in 1981 gekocht van de kunstschilder Gerard Grassère te Utrecht. Het stuk werd omstreeks 1974-75 door de heer Grassère verworven, van de heer Kees van Gennip te Madang, Papua New Guinea. Het is vermoedelijk kort voor die tijd door de heer van Gennip persoonlijk verkregen.

Plaque

Uit een stuk hout gesneden ajour plaque. Polychroom beschilderd in rood, geel, wit en zwart. In de plaque zijn een aantal motieven in ajour techniek uitgesneden. Centraal is een gehurkte vrouwelijke figuur met opgeheven armen; de ellebogen zitten dicht tegen de knieën aan (zgn ' Hockerfigur'). Deze figuur heeft een driehoekige hoofdtooi die aan weerszijden geflankeerd is door een jaarvogelkop. Deze zijn duidelijk herkenbaar aan een zestal inkepingen in de snavel. Onder de jaarvogelkoppen wordt de centrale figuur geflankeerd door aan elke zijde een grote hagedisfiguur, met de kop naar boven en de staart naar beneden. De hagediskoppen bevinden zich op gelijke hoogte als het hoofd van de centrale figuur; de hagedisstaarten bevinden zich op gelijke hoogte met de onderbenen en voeten van de centrale figuur. Onder de centrale figuur zijn twee naar elkaar toegekeerde jaarvogelfiguren uitgesneden. <BR> De punten van de snavels raken elkaar, de poten zijn met elkaar verbonden. De linker jaarvogelfiguur zit met zijn kop geklemd tussen dij- en onderbeen van de centrale figuur. De ander zit wat lager, waarbij de ruimte tussen dij- en onderbeen van de centrale figuur is opgevuld met een min of meer driehoekig motief. De rand van de plaque tot aan de punten van de jaarvogelkoppen bovenaan zijn met driehoekige motiefjes beschilderd. Opvallend is de gedetailleerde, zorgvuldige beschildering, waarbij op sommige plaatsen pointillistisch beschilderd zijn.<BR> <BR> Iconografische interpretatie: <BR> De jaarvogels onderaan hebben op hun lijf een cirkelvorm met een gepointilleerde binnenrand in wit, een rode cirkel in rood en een stervorm in wit, en cirkels in rood, geel en rood., een buitenste gepointilleerde cirkel in wit. De beschildering op de centrale mensenfiguur verwijst naar elementen van opschik zoals die te zien zijn bij jongelingen die geinitieerd worden. Kenmerkend hiervoor zijn de polychrome gelaatsbeschildering, de rij hondetandjes tegen een krans van casuarisveren boven het voorhoofd, de schelpringen om de bovenarmen, de schelpen halsketting met hanger van ovula ovum schelp, van vezel gevlochten armbanden om de beneden armen (vergelijk bijvoorbeeld met Gardi 1958: 131.), de schelpringen aan de polsen. Tepels, navel en schaamlippen met clitoris zijn duidelijk aangegeven.<BR> <BR> Bespreking:<BR> Dergelijke ajour plaques stonden waarschijnlijk opgesteld tegen de wanden van initiatiekamers in het mannenhuis. Ze werden dan tijdens een fase van de inwijding in de yamcultus getoond aan de initiant. Vermoedelijk stelt de centrale figuur een yamgeest voor. Kleinere ajour plaques werden gedragen als onderdeel van een hoofdtooi( zie bijvoorbeeld Gardi 1958: 133). Dergelijke plaques zouden het bezit van bepaalde patrilineale clans zijn. Mogelijk is hier een yamgeest afgebeeld als centrale figuur, geflankeerd door totemistische dierfiguren. Dergelijke yamgeesten zouden over de yamtuinen waken en de vruchtbaarheid van de yamtuinen bevorderen, die aan de clans waarmee ze verwant zijn toebehoren (Gardi 1958: 118; Kaufmann eta al. 1970: 82.<BR> Mogelijk hebben we hier te maken met wat door Forge als een wulge betiteld wordt (zie Schmitz ws. 1971: colorplate 5.<BR> De hurkhouding wordt door Schmitz gezien als een recente stilistische traditie die in het ceromoniële waardesysteem een ondergeschikte plaats inneemt( Schmitz ws. 1971: 61).<BR> Over de Abelam is vrij uitgebreid gepubliceerd door o.a. Forge, Koch en Tuzin. Individuele voorwerpen van dit type plaque zijn echter nauwelijks iconografisch goed gedocumenteerd, noch is hun preciese functie in het ceremonieel- religieuze leven nauwkeurig beschreven.<BR> Zie voor een oudere vorm van de ajour plaque: Ethnic Art Galleries 1967.<BR> Zie voor andere voorbeelden van dergelijke ajour plaques: Schmitz 1971: pl.43, colorplate 4, 5. Een fraai voorbeeld van wat een ouder type lijkt te zijn vindt men in Parsons 1975: pl. 118. Een voorbeeld van een plaque die niet niet ajour uitgesneden is, vindt men op de omslag van Meyers 1975 en pl. 134.<BR> Een plaque die qua stijl en kwaliteit veel overeenkomst vertoont met dit exemplaar bevindt zich in het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam en is afgebeeld in Victor Jansen 1962: kleurafbeelding 2. De centrale figuur op die plaque is een staande mannelijke figuur. De omlijsting met het zigzagmotief blijkt op dat exemplaar onderaan te eindigen in twee tegenover elkaar geplaatste slangekoppen. Het lijkt voor de hand te liggen om de omlijsting van het R.v.V. exemplaar als slang- motief te interpreteren.<BR> <BR> Pedigree: <BR> Door de heer Dijkstra in 1981 gekocht van de kunstschilder Gerard Grassère te Utrecht. Het stuk werd omstreeks 1974-75 door de heer Grassère verworven, van de heer Kees van Gennip te Madang, Papua New Guinea. Het is vermoedelijk kort voor die tijd door de heer van Gennip persoonlijk verkregen.