Boombastklopper

Beschrijving:<BR> Uit één stuk hard hout gemaakt dat afkomstig is van een cau boom (Casuarina nodiflora Thund. of C. equisetifolia L.). Voor vorm zie foto.<BR> Het slaggedeelte is nagenoeg rechthoekig van dwarsdoorsnede met zijden die flauw gebogen zijn. Het handvatgedeelte is smaller dan het slaggedeelte met een dwarsdoorsnede in de vorm van een rechthoek met sterk afgeronde hoeken. Van de vier slagzijden zijn er drie elk voorzien van zeven overlangse groeven, de vierde is onbewerkt. Aan de handvatzijde is het slaggedeelte begrensd door een over de vier vlakken doorlopende band gevormd door rechte en zigzaglopende ribben.<BR> <BR> Voor de onderdelen worden de volgende termen gebruikt:<BR> "matana", slagvlak;<BR> "laini ni ike", overlangse groeven;<BR> "daku" of "dakudakuna" (letterlijk "rug"), het onbewerkte slagvlak (dit wordt ook wel genoemd: "yago yago vinaka" - letterlijk "mooi glad" - wat waarschijnlijk een soort van epitheton is van "daku");<BR> "diana", handvat;<BR> "kubuna", vierkant uiteinde aan de kant van de slagzijden.<BR> <BR> Versierde doeken van boombaststof of tapa werden in de pre-Europese tijd op vele eilanden van de Zuidzee vervaardigd.<BR> Zij dienden als feestkleding en voor de versiering van het huisinterieur.<BR> Verder waren zij onmisbare attributen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen als bruiloften, begrafenissen en religieuze plechtigheden.<BR> Nu, na eeuwen van Europese beïnvloeding, wordt alleen in het westen van de Pacific nog in een aantal gebieden tapa gemaakt en versierd.<BR> Een van deze gebieden is Fiji, een onafhankelijke eilandstaat ongeveer 2000 km ten noorden van Nieuw-Zeeland gelegen.<BR> Fiji is een archipel bestaande uit meer dan 300 eilanden.<BR> De hier gepresenteerde boombastklopper werd samen met andere voorwerpen die een rol spelen in het boombastdoekencomplex in 1973 verzameld door dr. Simon Kooijman op het eiland Moce.<BR> Moce maakt deel uit van de oostelijk gelegen Lau Groep van Fiji. <BR> Op dit ongeveer vier kilometer lange en drie kilometer brede eiland wonen ongeveer 500 mensen.<BR> Het eiland Moce is een van de voornaamste tapa-producerende centra van Fiji.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd. De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. <BR> Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken. Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden. De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek. Om het boombast te kunnen kloppen zijn er twee voorwerpen nodig: een klopper (ike) en een ongeveer twee meter lang aambeeld (dudua). Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specilalisatie is. De zuidelijke eilanden ontvangen van Moce voedsel en tapa's, soms ook Europese producten. De klopper en het aambeeld zijn allebei uit één stuk hout gemaakt. Het hout is het binnenste, harde hout van een bepaalde boomsoort. Om klopper en aambeeld te maken worden naast traditionele ook Europese werktuigen gebruikt. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De "ike", die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat. Het slaggedeelte is vierkant van dwarsdoorsnede.<BR> <BR> Van de vierslagzijden van de "ike" hebben er drie een geribd oppervlak, gevorm door overlangs aangebrachte groeven. De vierde zijde is glad.<BR> Deze gladde zijde wordt alleen gebruikt in de slotfase van het klopproces wanneer de bast, door de bewerking met de geribde vlakken, vrijwel geheel is uitgeslagen. <BR> Er zijn twee typen kloppers: het type dat oorspronkelijk van Tonga komt.<BR> Dit type is korter dan het hier getoonde type en heeft een geringer aantal overlangse groeven. Het aantal groeven van het Tongaanse type bedraagt drie tot vier. Het andere, hier getoonde, type, komt van de Fiji Eilanden zelf. Dit type is enkele centimeters langer en heeft een groter aantal, en daardoor ook fijnere, overlangse groeven op de slagzijden.<BR> Het aantal groeven van dit type bedraagt zes tot zeven.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang beklopt, dat ze tot zes maal zo breed geworden zijn.<BR> Vervolgens worden drie van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Tenslotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt. Daarna worden de boombastdoeken op het gras te drogen gelegd en eventueel (als er grotere, ceremoniële tapa's gemaakt worden) aan elkaar gelijmd met pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten.<BR> Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> HI en DS, 2000.<BR> <BR>

Boombastklopper

Beschrijving:<BR> Uit één stuk hard hout gemaakt dat afkomstig is van een cau boom (Casuarina nodiflora Thund. of C. equisetifolia L.). Voor vorm zie foto.<BR> Het slaggedeelte is nagenoeg rechthoekig van dwarsdoorsnede met zijden die flauw gebogen zijn. Het handvatgedeelte is smaller dan het slaggedeelte met een dwarsdoorsnede in de vorm van een rechthoek met sterk afgeronde hoeken. Van de vier slagzijden zijn er drie elk voorzien van zeven overlangse groeven, de vierde is onbewerkt. Aan de handvatzijde is het slaggedeelte begrensd door een over de vier vlakken doorlopende band gevormd door rechte en zigzaglopende ribben.<BR> <BR> Voor de onderdelen worden de volgende termen gebruikt:<BR> "matana", slagvlak;<BR> "laini ni ike", overlangse groeven;<BR> "daku" of "dakudakuna" (letterlijk "rug"), het onbewerkte slagvlak (dit wordt ook wel genoemd: "yago yago vinaka" - letterlijk "mooi glad" - wat waarschijnlijk een soort van epitheton is van "daku");<BR> "diana", handvat;<BR> "kubuna", vierkant uiteinde aan de kant van de slagzijden.<BR> <BR> Versierde doeken van boombaststof of tapa werden in de pre-Europese tijd op vele eilanden van de Zuidzee vervaardigd.<BR> Zij dienden als feestkleding en voor de versiering van het huisinterieur.<BR> Verder waren zij onmisbare attributen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen als bruiloften, begrafenissen en religieuze plechtigheden.<BR> Nu, na eeuwen van Europese beïnvloeding, wordt alleen in het westen van de Pacific nog in een aantal gebieden tapa gemaakt en versierd.<BR> Een van deze gebieden is Fiji, een onafhankelijke eilandstaat ongeveer 2000 km ten noorden van Nieuw-Zeeland gelegen.<BR> Fiji is een archipel bestaande uit meer dan 300 eilanden.<BR> De hier gepresenteerde boombastklopper werd samen met andere voorwerpen die een rol spelen in het boombastdoekencomplex in 1973 verzameld door dr. Simon Kooijman op het eiland Moce.<BR> Moce maakt deel uit van de oostelijk gelegen Lau Groep van Fiji. <BR> Op dit ongeveer vier kilometer lange en drie kilometer brede eiland wonen ongeveer 500 mensen.<BR> Het eiland Moce is een van de voornaamste tapa-producerende centra van Fiji.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd. De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. <BR> Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken. Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden. De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek. Om het boombast te kunnen kloppen zijn er twee voorwerpen nodig: een klopper (ike) en een ongeveer twee meter lang aambeeld (dudua). Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specilalisatie is. De zuidelijke eilanden ontvangen van Moce voedsel en tapa's, soms ook Europese producten. De klopper en het aambeeld zijn allebei uit één stuk hout gemaakt. Het hout is het binnenste, harde hout van een bepaalde boomsoort. Om klopper en aambeeld te maken worden naast traditionele ook Europese werktuigen gebruikt. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De "ike", die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat. Het slaggedeelte is vierkant van dwarsdoorsnede.<BR> <BR> Van de vierslagzijden van de "ike" hebben er drie een geribd oppervlak, gevorm door overlangs aangebrachte groeven. De vierde zijde is glad.<BR> Deze gladde zijde wordt alleen gebruikt in de slotfase van het klopproces wanneer de bast, door de bewerking met de geribde vlakken, vrijwel geheel is uitgeslagen. <BR> Er zijn twee typen kloppers: het type dat oorspronkelijk van Tonga komt.<BR> Dit type is korter dan het hier getoonde type en heeft een geringer aantal overlangse groeven. Het aantal groeven van het Tongaanse type bedraagt drie tot vier. Het andere, hier getoonde, type, komt van de Fiji Eilanden zelf. Dit type is enkele centimeters langer en heeft een groter aantal, en daardoor ook fijnere, overlangse groeven op de slagzijden.<BR> Het aantal groeven van dit type bedraagt zes tot zeven.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang beklopt, dat ze tot zes maal zo breed geworden zijn.<BR> Vervolgens worden drie van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Tenslotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt. Daarna worden de boombastdoeken op het gras te drogen gelegd en eventueel (als er grotere, ceremoniële tapa's gemaakt worden) aan elkaar gelijmd met pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten.<BR> Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> HI en DS, 2000.<BR> <BR>