Boombastklopper

Uit één stuk hard hout gemaakt dat afkomstig is van een cau boom (Casuarina nodiflora)Thunb. of C. equisetifolia L.). Voor vorm zie foto.<BR> Het slaggedeelte heeft een rechthoekige dwarsdoorsnede die geleidelijk overgaat in de min of meer ronde dwarsdoorsnede van het handvat. Van de vier slagzijden zijn er twee voorzien van vijf en één van drie overlangse groeven, de vierde is onbewerkt. De klopper is uit één stuk hard hout gemaakt. Het slaggedeelte heeft een vierkante vorm. Deze gaat geleidelijk over in de min of meer ovale doorsnede van het handvat. Van de de vier slagzijden zijn er drie voorzien van drie overlangse groeven; de vierde is onbewerkt.<BR> <BR> Voor de onderdelen worden de volgende termen gebruikt:<BR> "matana", slagvlak;<BR> "laini ni ike", overlangse groeven;<BR> "daku" of "dakudakuna" (letterlijk "rug"), het onbewerkte slagvlak (dit wordt ook wel genoemd: "yago yago vinaka" - letterlijk "mooi glad" - wat waarschijnlijk een soort van epitheton is van "daku");<BR> "diana", handvat;<BR> "kubuna", vierkant uiteinde aan de kant van de slagzijden.<BR> <BR> Versierde doeken van boombaststof of tapa werden in de pre-Europese tijd op vele eilanden van de Zuidzee vervaardigd. Zij dienden als feestkleding en voor de versiering van het huisinterieur. Verder waren zij onmisbare attributen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen als bruiloften, begrafenissen en religieuze plechtigheden. Nu, na eeuwen van Europese beïnvloeding, wordt alleen in het westen van de Pacific nog in een aantal gebieden tapa gemaakt en versierd.Het eiland Moce is een van de voornaamste tapa-producerende centra van Fiji.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd.<BR> De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken. Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden.De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek.<BR> Om de boombast te kunnen kloppen zijn er twee houten voorwerpen nodig: een klopper (ike) en een ongeveer twee meter lang aambeeld met twee voeten (dudua). Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specialisatie is. De zuidelijke eilanden ontvangen van Moce voedsel en tapa's, soms ook Europese producten. De klopper en het aambeeld zijn allebei uit één stuk hout gemaakt. Het hout is het binnenste, harde hout van een bepaalde boomsoort. Om klopper en aambeeld te maken worden naast traditionele ook Europese werktuigen gebruikt. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De "ike", die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat. Het slaggedeelte is vierkant van dwarsdoorsnede. Van de vierslagzijden van de "ike" hebben er drie een geribd oppervlak, gevorm door overlangs aangebrachte groeven. De vierde zijde is glad. Deze gladde zijde wordt alleen gebruikt in de slotfase van het klopproces wanneer de bast, door de bewerking met de geribde vlakken, vrijwel geheel is uitgeslagen. Er zijn twee typen kloppers: het getoonde type dat oorspronkelijk van Tonga komt. Dit type is korter dan het andere type en heeft een geringer aantal overlangse groeven. Het aantal groeven van dit type bedraagt drie tot vier. Het andere, een paar centimeters langere type komt van de Fiji Eilanden zelf. Dit type heeft een groter aantal, en daardoor ook fijnere, overlangse groeven op de slagzijden. Het aantal groeven van dit type bedraagt zes tot zeven.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang uitgeslagen, dat ze van ongeveer twee centimeter tot zes maal zo breed geworden zijn. Vervolgens worden enkele van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Tenslotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt.<BR> Daarna worden de boombastdoeken op het gras in de zon te drogen gelegd, waarbij de randen met stenen worden verzwaard om wegwaaien te voorkomen. Eventueel (als er grotere, ceremoniële tapa's gemaakt worden) enkele doeken aan elkaar gelijmd met een pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten.<BR> Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> HI en DS, 2000<BR> <BR> <BR>

Boombastklopper

Uit één stuk hard hout gemaakt dat afkomstig is van een cau boom (Casuarina nodiflora)Thunb. of C. equisetifolia L.). Voor vorm zie foto.<BR> Het slaggedeelte heeft een rechthoekige dwarsdoorsnede die geleidelijk overgaat in de min of meer ronde dwarsdoorsnede van het handvat. Van de vier slagzijden zijn er twee voorzien van vijf en één van drie overlangse groeven, de vierde is onbewerkt. De klopper is uit één stuk hard hout gemaakt. Het slaggedeelte heeft een vierkante vorm. Deze gaat geleidelijk over in de min of meer ovale doorsnede van het handvat. Van de de vier slagzijden zijn er drie voorzien van drie overlangse groeven; de vierde is onbewerkt.<BR> <BR> Voor de onderdelen worden de volgende termen gebruikt:<BR> "matana", slagvlak;<BR> "laini ni ike", overlangse groeven;<BR> "daku" of "dakudakuna" (letterlijk "rug"), het onbewerkte slagvlak (dit wordt ook wel genoemd: "yago yago vinaka" - letterlijk "mooi glad" - wat waarschijnlijk een soort van epitheton is van "daku");<BR> "diana", handvat;<BR> "kubuna", vierkant uiteinde aan de kant van de slagzijden.<BR> <BR> Versierde doeken van boombaststof of tapa werden in de pre-Europese tijd op vele eilanden van de Zuidzee vervaardigd. Zij dienden als feestkleding en voor de versiering van het huisinterieur. Verder waren zij onmisbare attributen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen als bruiloften, begrafenissen en religieuze plechtigheden. Nu, na eeuwen van Europese beïnvloeding, wordt alleen in het westen van de Pacific nog in een aantal gebieden tapa gemaakt en versierd.Het eiland Moce is een van de voornaamste tapa-producerende centra van Fiji.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd.<BR> De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken. Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden.De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek.<BR> Om de boombast te kunnen kloppen zijn er twee houten voorwerpen nodig: een klopper (ike) en een ongeveer twee meter lang aambeeld met twee voeten (dudua). Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specialisatie is. De zuidelijke eilanden ontvangen van Moce voedsel en tapa's, soms ook Europese producten. De klopper en het aambeeld zijn allebei uit één stuk hout gemaakt. Het hout is het binnenste, harde hout van een bepaalde boomsoort. Om klopper en aambeeld te maken worden naast traditionele ook Europese werktuigen gebruikt. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De "ike", die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat. Het slaggedeelte is vierkant van dwarsdoorsnede. Van de vierslagzijden van de "ike" hebben er drie een geribd oppervlak, gevorm door overlangs aangebrachte groeven. De vierde zijde is glad. Deze gladde zijde wordt alleen gebruikt in de slotfase van het klopproces wanneer de bast, door de bewerking met de geribde vlakken, vrijwel geheel is uitgeslagen. Er zijn twee typen kloppers: het getoonde type dat oorspronkelijk van Tonga komt. Dit type is korter dan het andere type en heeft een geringer aantal overlangse groeven. Het aantal groeven van dit type bedraagt drie tot vier. Het andere, een paar centimeters langere type komt van de Fiji Eilanden zelf. Dit type heeft een groter aantal, en daardoor ook fijnere, overlangse groeven op de slagzijden. Het aantal groeven van dit type bedraagt zes tot zeven.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang uitgeslagen, dat ze van ongeveer twee centimeter tot zes maal zo breed geworden zijn. Vervolgens worden enkele van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Tenslotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt.<BR> Daarna worden de boombastdoeken op het gras in de zon te drogen gelegd, waarbij de randen met stenen worden verzwaard om wegwaaien te voorkomen. Eventueel (als er grotere, ceremoniële tapa's gemaakt worden) enkele doeken aan elkaar gelijmd met een pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten.<BR> Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> HI en DS, 2000<BR> <BR> <BR>