Gestencilde boombastdoek

Op dit strookje tapa zijn door de stencilmethode zwarte en roodbruine motieven aangebracht. Het materiaal is soepel. Deze tapa, bedoeld voor de verkoop, is van het type dat masi kesa genoemd wordt.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd. De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken.Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden. De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek. Om de boombast te kunnen kloppen zijn er twee houten voorwerpen nodig: een klopper, ike en een ongeveer twee meter lang aambeeld met twee voeten, dudua. Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specialisatie is. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De ike, die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang uitgeslagen, dat ze van ongeveer twee centimeter tot zes maal zo breed geworden zijn.<BR> Vervolgens worden enkele van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Ten slotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt. Daarna worden de boombastdoeken op het gras in de zon te drogen gelegd, waarbij de randen met stenen worden verzwaard om wegwaaien te voorkomen. Eventueel (voor grotere, ceremoniële tapa's) worden enkele doeken aan elkaar gelijmd met een pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten. Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> <BR> Bij het sjabloneren wordt de tapa op een vlakke, houten ondergrond neergelegd. Het sjabloon wordt op een wit deel van de tapa gelegd waardoor een gedeelte van het vlak afgeschermd wordt. Vervolgens wordt er over de openingen, op de randen en om het sjabloon heen kleurstof gewreven. Voor het aanbrengen van de kleurstof wordt een handvol masi-vezels (tata) gebruikt die op een dot poetskatoen lijkt. Het patroon dat ontstaat, wordt bepaald door de vorm van en de openingen in het sjabloon. Opmerkelijk is dat, na het uitspreiden van de ongekleurde tapa op de houten ondergrond, direct begonnen wordt met het aanbrengen van reeksen sjabloonpatronen. Het maken van een vlakverdeling door middeel van lijnen, vouwen of anderszins, is dus voor de compositie van het patroon niet nodig. Het is blijkbaar al tot in details in het hoofd van de maakster aanwezig!<BR> <BR> Drie kleurstoffen worden gebruikt: rood (umea), donker roodbruin (kesa) en zwart (loaloa).Het aanbrengen van de kleuren geschiedt met een handvol vezels van bast. De rode kleurstof is afkomstig van een rode zandsteen die op het nabijgelegen eiland Komo voorkomt en vandaar naar Kabara wordt verhandeld. De zandsteen wordt afgeraspt zodat een poederachtige massa gevormd wordt. De zwarte kleurstof bestaat uit roet. Dit werd vroeger verkregen door het verbranden, in een afgesloten ruimte, van de vethoudende noten van de candlenut tree en het opvangen van het roet. Tegenwoordig wordt het veelal gewonnen door boven een brandende petroleumlamp een omgekeerd leeg biscuitblik te plaatsen, de vlam hoog te draaien en de zwarte "aanslag"in het blik te verzamelen. Het kleurprocede als geheel wordt "kesakesa" genoemd: de "kesa" is dan ook de voornaamste kleurstof. In tegenstelling tot de rode en zwarte kleurstof is de roodbruine kleurstof een vloeistof. Deze wordt verkregen door afschrapen van gedeelten van de binnenbast van de gadoa-boom - die na enige tijd weer nieuwe bast vormt - en door uitpersing van het schraapsel. De "kesa" vormt de basis van de op te brengen kleuren. Door meerdere of mindere toevoeging van "umea" of "loaloa" wordt een kleurengamma gemaakt dat varieert van rood via bruin tot zwart.<BR> <BR> Het versieringspatroon dat op boombastdoeken wordt aangebracht, is voor een groot deel samengesteld uit reeksen van zich herhalende motieven, die met behulp van sjablonen worden opgebracht. Daarnaast komen ook alleenstaande motieven voor. Vroeger werden sjablonen uitgesneden in de bladeren van vutu- en bananenbomen.<BR> Deze sjablonen sleten snel en moesten dan weer worden vervangen. Tegenwoordig geeft men de voorkeur aan materialen van westerse makelij zoals papier en plastic. Zo worden sjablonen gesneden uit röntgenfilmplaat gesneden De motieven zijn voor het overgrote deel traditioneel en elk motief heeft zijn eigen naam. Die traditionele motieven worden telkens weer nagemaakt. Er wordt niet eerst een schets gemaakt. De meeste tapamaaksters kunnen dit zelf doen door het oude, versleten sjabloon op de filmplaat te leggen en langs de randen van de openingen, de oude sjabloonfiguren in het nieuwe materiaal uit te snijden. Wanneer men echter nieuwe sjabloonvormen wil hebben - in vele gevallen variaties van bestaande figuren -, dan wordt de hulp ingeroepen van vrouwen die experts zijn op dit gebied. Zij snijden zelfs de meest ingewikkelde figuren geheel "uit het hoofd", zonder gebruik te maken van voorbeelden, schetsen of potloodlijnen. Fiji is het enige gebied in Oceanië waarin bij het maken van tapa's dergelijke sjablonen gebruikt worden.<BR> <BR> Bij alle feesten en ceremoniën die overgangen en veranderingen in het leven markeren, speelt de versierde masi een rol. Zo worden versierde masi gebruikt bij de eerste verjaardag van een kind, huwelijken en bij begrafenissen.<BR> <BR> <BR>

Gestencilde boombastdoek

Op dit strookje tapa zijn door de stencilmethode zwarte en roodbruine motieven aangebracht. Het materiaal is soepel. Deze tapa, bedoeld voor de verkoop, is van het type dat masi kesa genoemd wordt.<BR> <BR> Boombastdoeken worden vervaardigd uit de binnenbast van de papiermoerbeiboom. Deze wordt in Fiji "masi" genoemd. De masi-bomen worden in speciale tuinen in grote hoeveelheden gekweekt, vooral in verband met de grote vraag naar versierde tapa op de toeristenmarkt. Volgroeide bomen zijn 2 tot 3 meter hoog en hebben doorsnede van slechts 2 tot 3 cm. Nadat de boom is omgehakt wordt de bast in zijn geheel van de stam losgetrokken.Vervolgens wordt de binnenbast van de buitenbast gescheiden. De binnenbast is de grondstof voor de tapa.<BR> <BR> Het procédé valt uiteen in twee onderdelen, het kloppen van de bast en het versieren van de uitgeklopte boombastdoek. Om de boombast te kunnen kloppen zijn er twee houten voorwerpen nodig: een klopper, ike en een ongeveer twee meter lang aambeeld met twee voeten, dudua. Deze voorwerpen worden door ruilhandel (en ook familiebetrekkingen) verkregen van zuidelijker gelegen eilanden, waar meer bomen groeien en waar de houtbewerking een specialisatie is. Elke vrouw die vaak tapa's maakt, bezit een eigen aambeeld en een stuk of drie kloppers. De ike, die ongeveer 30 cm lang zijn, bestaan uit een slaggedeelte en een afgerond handvat.<BR> <BR> Het kloppen van de boombast telt standaard drie stadia:<BR> Eerst worden de afzonderlijke delen boombast, die in water hebben liggen weken, zo lang uitgeslagen, dat ze van ongeveer twee centimeter tot zes maal zo breed geworden zijn.<BR> Vervolgens worden enkele van dergelijke lappen, nadat ze opgevouwen in water hebben gelegen, tot één rechthoekig vel geklopt. Ten slotte worden weer twee van dergelijke vellen met eenzelfde procedure tot één boombastdoek geklopt. Daarna worden de boombastdoeken op het gras in de zon te drogen gelegd, waarbij de randen met stenen worden verzwaard om wegwaaien te voorkomen. Eventueel (voor grotere, ceremoniële tapa's) worden enkele doeken aan elkaar gelijmd met een pasta van gekookte yabia-planten. Deze standaardtechniek kent verschillende variaties (bijvoorbeeld in het aantal repen dat men aan elkaar klopt) en er zijn ook andere methoden bekend, met name als het om het maken van kwalitatief zeer hoogstaande tapa's gaat. Na het drogen kan de versiering worden aangebracht. Voor het verkrijgen van een solide ondergrond wordt de uitgeslagen en gedroogde lap met een gekookte, sterk zetmeelhoudende wortel bestreken. Dit is een soort kleefstof. Een tweede, op dezelfde wijze vervaardigde lap, wordt er op vastgeplakt. Elke lap vertoont namelijk wel gaten, en wel daar waar de takken hebben gezeten. Bovendien is de stof meestal op aantal plaatsen te dun uitgeslagen.<BR> <BR> Bij het sjabloneren wordt de tapa op een vlakke, houten ondergrond neergelegd. Het sjabloon wordt op een wit deel van de tapa gelegd waardoor een gedeelte van het vlak afgeschermd wordt. Vervolgens wordt er over de openingen, op de randen en om het sjabloon heen kleurstof gewreven. Voor het aanbrengen van de kleurstof wordt een handvol masi-vezels (tata) gebruikt die op een dot poetskatoen lijkt. Het patroon dat ontstaat, wordt bepaald door de vorm van en de openingen in het sjabloon. Opmerkelijk is dat, na het uitspreiden van de ongekleurde tapa op de houten ondergrond, direct begonnen wordt met het aanbrengen van reeksen sjabloonpatronen. Het maken van een vlakverdeling door middeel van lijnen, vouwen of anderszins, is dus voor de compositie van het patroon niet nodig. Het is blijkbaar al tot in details in het hoofd van de maakster aanwezig!<BR> <BR> Drie kleurstoffen worden gebruikt: rood (umea), donker roodbruin (kesa) en zwart (loaloa).Het aanbrengen van de kleuren geschiedt met een handvol vezels van bast. De rode kleurstof is afkomstig van een rode zandsteen die op het nabijgelegen eiland Komo voorkomt en vandaar naar Kabara wordt verhandeld. De zandsteen wordt afgeraspt zodat een poederachtige massa gevormd wordt. De zwarte kleurstof bestaat uit roet. Dit werd vroeger verkregen door het verbranden, in een afgesloten ruimte, van de vethoudende noten van de candlenut tree en het opvangen van het roet. Tegenwoordig wordt het veelal gewonnen door boven een brandende petroleumlamp een omgekeerd leeg biscuitblik te plaatsen, de vlam hoog te draaien en de zwarte "aanslag"in het blik te verzamelen. Het kleurprocede als geheel wordt "kesakesa" genoemd: de "kesa" is dan ook de voornaamste kleurstof. In tegenstelling tot de rode en zwarte kleurstof is de roodbruine kleurstof een vloeistof. Deze wordt verkregen door afschrapen van gedeelten van de binnenbast van de gadoa-boom - die na enige tijd weer nieuwe bast vormt - en door uitpersing van het schraapsel. De "kesa" vormt de basis van de op te brengen kleuren. Door meerdere of mindere toevoeging van "umea" of "loaloa" wordt een kleurengamma gemaakt dat varieert van rood via bruin tot zwart.<BR> <BR> Het versieringspatroon dat op boombastdoeken wordt aangebracht, is voor een groot deel samengesteld uit reeksen van zich herhalende motieven, die met behulp van sjablonen worden opgebracht. Daarnaast komen ook alleenstaande motieven voor. Vroeger werden sjablonen uitgesneden in de bladeren van vutu- en bananenbomen.<BR> Deze sjablonen sleten snel en moesten dan weer worden vervangen. Tegenwoordig geeft men de voorkeur aan materialen van westerse makelij zoals papier en plastic. Zo worden sjablonen gesneden uit röntgenfilmplaat gesneden De motieven zijn voor het overgrote deel traditioneel en elk motief heeft zijn eigen naam. Die traditionele motieven worden telkens weer nagemaakt. Er wordt niet eerst een schets gemaakt. De meeste tapamaaksters kunnen dit zelf doen door het oude, versleten sjabloon op de filmplaat te leggen en langs de randen van de openingen, de oude sjabloonfiguren in het nieuwe materiaal uit te snijden. Wanneer men echter nieuwe sjabloonvormen wil hebben - in vele gevallen variaties van bestaande figuren -, dan wordt de hulp ingeroepen van vrouwen die experts zijn op dit gebied. Zij snijden zelfs de meest ingewikkelde figuren geheel "uit het hoofd", zonder gebruik te maken van voorbeelden, schetsen of potloodlijnen. Fiji is het enige gebied in Oceanië waarin bij het maken van tapa's dergelijke sjablonen gebruikt worden.<BR> <BR> Bij alle feesten en ceremoniën die overgangen en veranderingen in het leven markeren, speelt de versierde masi een rol. Zo worden versierde masi gebruikt bij de eerste verjaardag van een kind, huwelijken en bij begrafenissen.<BR> <BR> <BR>