Danshoed

Inheemse naam: Ogauwgauwa. Driehoekig van vorm. Om een rotan geraamte zijn twee stukken kokosbast bevestigd. De delen van het rotan geraamte zijn met ijzerdraad vastgemaakt. De onderste rotanring is voor het grootste deel met schilreep omwikkeld. Langs de zijkanten en bovenop latjes van zeer licht hout. Wanneer men de hoed gebruikt steekt men in dit hnout vogelveren. Ook bevestigt men er papierrepen aan (dat papier heet "namon", maar oorspronkelijk gebruikte men "koki"). In het midden van de kokosbastrepen een ovale opening, "naolol" (= gat) genaamd. Rond de gaten een soort stralenkrans. Wit, rood, zwart gekleurd. Op het hout langs de zijkanten drie-hoekjes, "nalolo kuria", hetgeen bergtoppen betekent. Onderaan is aan één kant een houten sieraad bevestigd, dat vermoedelijk twee conusschelp-ringen of twee varkensslagtanden voorstelt. Aan de andere kant heeft waarschijnlijk ook een dergelijk sieraad gezeten, dat echter verloren geraakt is. Opmerkelijk is dat voor de bevestiging van een en ander ijzerdraad gebruikt is. Gekocht van Kauwa, dorp Ongaia. De hoed heeft geen versiering van papier (= "gorange"). <BR> <BR> De "sia" was een periode van drie tot vier jaar waarin jongemannen van achttien tot twintig jaar verschillende vaardigheden leren. In deze periode krijgen zij onderricht in de varkensjacht, in het bespelen van de trom, leren ze liefdesliederen en magie waardoor ze op de juiste manier dansen en zingen. Tijdens hun uiteindelijke dansoptreden demonstreren zij deze vaardigheden. Voordat de dans begint, drinken de deelnemers een speciaal brouwsel van planten en kokosnootsap. Vervolgens worden de initiandi (jongens van een jaar of zes oud) besneden en hun oren doorboord. Deze ceremonie wordt afgesloten met een groot feestmaal waarvoor soms jarenlang voedsel en tabak is verzameld. Varkens worden ter ere van de besnijdenis geslacht en gegeten. Een dergelijke danshoed wordt door de mannen gedragen tijdens de Siadans. Tijdens deze dans dansen de vrouwen in hun gekleurde dansrokjes langzaam in een cirkel om de mannen, die elk een met veren en papier versierde danshoed dragen en in de hand een zandlopervormige danstrommel houden. De sia-dans is overgenomen van de Siassi eilanden en waarschijnlijk ontstaan in Nieuw-Guinea.<BR>

Danshoed

Inheemse naam: Ogauwgauwa. Driehoekig van vorm. Om een rotan geraamte zijn twee stukken kokosbast bevestigd. De delen van het rotan geraamte zijn met ijzerdraad vastgemaakt. De onderste rotanring is voor het grootste deel met schilreep omwikkeld. Langs de zijkanten en bovenop latjes van zeer licht hout. Wanneer men de hoed gebruikt steekt men in dit hnout vogelveren. Ook bevestigt men er papierrepen aan (dat papier heet "namon", maar oorspronkelijk gebruikte men "koki"). In het midden van de kokosbastrepen een ovale opening, "naolol" (= gat) genaamd. Rond de gaten een soort stralenkrans. Wit, rood, zwart gekleurd. Op het hout langs de zijkanten drie-hoekjes, "nalolo kuria", hetgeen bergtoppen betekent. Onderaan is aan één kant een houten sieraad bevestigd, dat vermoedelijk twee conusschelp-ringen of twee varkensslagtanden voorstelt. Aan de andere kant heeft waarschijnlijk ook een dergelijk sieraad gezeten, dat echter verloren geraakt is. Opmerkelijk is dat voor de bevestiging van een en ander ijzerdraad gebruikt is. Gekocht van Kauwa, dorp Ongaia. De hoed heeft geen versiering van papier (= "gorange"). <BR> <BR> De "sia" was een periode van drie tot vier jaar waarin jongemannen van achttien tot twintig jaar verschillende vaardigheden leren. In deze periode krijgen zij onderricht in de varkensjacht, in het bespelen van de trom, leren ze liefdesliederen en magie waardoor ze op de juiste manier dansen en zingen. Tijdens hun uiteindelijke dansoptreden demonstreren zij deze vaardigheden. Voordat de dans begint, drinken de deelnemers een speciaal brouwsel van planten en kokosnootsap. Vervolgens worden de initiandi (jongens van een jaar of zes oud) besneden en hun oren doorboord. Deze ceremonie wordt afgesloten met een groot feestmaal waarvoor soms jarenlang voedsel en tabak is verzameld. Varkens worden ter ere van de besnijdenis geslacht en gegeten. Een dergelijke danshoed wordt door de mannen gedragen tijdens de Siadans. Tijdens deze dans dansen de vrouwen in hun gekleurde dansrokjes langzaam in een cirkel om de mannen, die elk een met veren en papier versierde danshoed dragen en in de hand een zandlopervormige danstrommel houden. De sia-dans is overgenomen van de Siassi eilanden en waarschijnlijk ontstaan in Nieuw-Guinea.<BR>