Aardewerken schaal met reliëfversiering om sago uit te eten

Aardewerken schalen en potten dienen voor de bereiding en consumptie van voedsel; in het Sepik-gebied, waaruit de schaal afkomstig is, is dit vooral sago. Sago wordt uit het zetmeelrijke merk van de sagopalm gewonnen en vormt het belangrijkste voedingsmiddel in de Sepik-regio. Het wordt als een brei gegeten of als een brood, gebakken in de vorm van een pannenkoek.<BR> <BR> In het Sepik-gebied zijn er een aantal centra die op de productie van aardewerk zijn gespecialiseerd. Dit zijn meestal dorpen in de buurt van leemhoudende gronden en/of gemeenschappen die over geen goede aanbouwgrond voor sagopalmen beschikken. Het aardewerk wordt vervolgens in het hele gebied verhandeld. De hier beschreven sagoschalen in de collectie van het Tropenmuseum (inv.nos 2067-34, 2278-10 t/m 11, 2670-154, 2670-156 t/m 159) komen uit het gebied van de Sawos (vergl. May & Tuckson 1982, 224-231 en Haberland & Schuster 1964, 78-79). De Sawos wonen ten noorden van de Sepik-rivier ter hoogte van de plaats Timbunke. De twee dorpen Koiwat en Kamanggaui zijn de belangrijkste aardewerkcentra in dit gebied.<BR> <BR> De Sawos beschikken over een groot repertoire aan versieringsmotieven van gebogen lijnen, krullen en spiralen, die waarschijnlijk geïnspireerd zijn door de natuurlijke omgeving. Over de betekenis ervan kan echter niet veel worden gezegd (May & Tuckson 1982, 228-229). De potversieringen hebben volgens Emst helemaal geen betekenis en dienen als vlakopvulling (Emst 1958, 15). <BR> <BR> De potten heten in de taal van de Sawos 'au'. Er zijn vijf soorten potten bekend: kookpot 'ling-au', de pot voor sagobereiding 'nyam-au', een vlak bord om sago te bakken 'yani', een opslagpot voor sago 'nangulalacowi-au' en ten slotte de eetschaal 'kamana' (May & Tuckson 1982, 224). Deze schaal is gezien de afmetingen een eetschaal 'kamana' (vergl. afb. in May & Tuckson 1982, 228-229).<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De schaal wordt door middel van de spiraaltechniek gemaakt. Er wordt hierbij geen pottenbakkersschijf gebruikt. Het te vervaardigen vaatwerk wordt in een ring van gevlochten palmbladen gezet, zodat het tijdens het de productie toch makkelijk kan worden gedraaid. Het makken van de schalen is het werk van vrouwen, terwijl de mannen het werk vervolgens als het leem als iets is gedroogd versieren. De decoratie wordt met een houten kerfje op het vaatwerk gesneden. Na een droogtijd van ongeveer twee weken worden de schalen in een open vuur gebakken. Vervolgens worden de potten beschilderd. Er worden pigmenten van aarde gebruikt, die met water zijn vermengd (May & Tuckson 1982, 224-228).

Aardewerken schaal met reliëfversiering om sago uit te eten

Aardewerken schalen en potten dienen voor de bereiding en consumptie van voedsel; in het Sepik-gebied, waaruit de schaal afkomstig is, is dit vooral sago. Sago wordt uit het zetmeelrijke merk van de sagopalm gewonnen en vormt het belangrijkste voedingsmiddel in de Sepik-regio. Het wordt als een brei gegeten of als een brood, gebakken in de vorm van een pannenkoek.<BR> <BR> In het Sepik-gebied zijn er een aantal centra die op de productie van aardewerk zijn gespecialiseerd. Dit zijn meestal dorpen in de buurt van leemhoudende gronden en/of gemeenschappen die over geen goede aanbouwgrond voor sagopalmen beschikken. Het aardewerk wordt vervolgens in het hele gebied verhandeld. De hier beschreven sagoschalen in de collectie van het Tropenmuseum (inv.nos 2067-34, 2278-10 t/m 11, 2670-154, 2670-156 t/m 159) komen uit het gebied van de Sawos (vergl. May & Tuckson 1982, 224-231 en Haberland & Schuster 1964, 78-79). De Sawos wonen ten noorden van de Sepik-rivier ter hoogte van de plaats Timbunke. De twee dorpen Koiwat en Kamanggaui zijn de belangrijkste aardewerkcentra in dit gebied.<BR> <BR> De Sawos beschikken over een groot repertoire aan versieringsmotieven van gebogen lijnen, krullen en spiralen, die waarschijnlijk geïnspireerd zijn door de natuurlijke omgeving. Over de betekenis ervan kan echter niet veel worden gezegd (May & Tuckson 1982, 228-229). De potversieringen hebben volgens Emst helemaal geen betekenis en dienen als vlakopvulling (Emst 1958, 15). <BR> <BR> De potten heten in de taal van de Sawos 'au'. Er zijn vijf soorten potten bekend: kookpot 'ling-au', de pot voor sagobereiding 'nyam-au', een vlak bord om sago te bakken 'yani', een opslagpot voor sago 'nangulalacowi-au' en ten slotte de eetschaal 'kamana' (May & Tuckson 1982, 224). Deze schaal is gezien de afmetingen een eetschaal 'kamana' (vergl. afb. in May & Tuckson 1982, 228-229).<BR> <BR> Vervaardiging<BR> De schaal wordt door middel van de spiraaltechniek gemaakt. Er wordt hierbij geen pottenbakkersschijf gebruikt. Het te vervaardigen vaatwerk wordt in een ring van gevlochten palmbladen gezet, zodat het tijdens het de productie toch makkelijk kan worden gedraaid. Het makken van de schalen is het werk van vrouwen, terwijl de mannen het werk vervolgens als het leem als iets is gedroogd versieren. De decoratie wordt met een houten kerfje op het vaatwerk gesneden. Na een droogtijd van ongeveer twee weken worden de schalen in een open vuur gebakken. Vervolgens worden de potten beschilderd. Er worden pigmenten van aarde gebruikt, die met water zijn vermengd (May & Tuckson 1982, 224-228).