Miniatuur

Deze miniatuur, afkomstig uit een Pahari-school is nog niet ingekleurd. Behalve het rood van de wagen op de voorgrond en de kamer linksboven, de geelgroene schaduw van de binnenplaats en de witte grondlaag van de koninklijke persoon op de voorgrond en het kussen linksboven, toont zij zwarte schetslijnen. Hier zijn echter, in tegenstelling tot de vorige afbeelding niet de namen van kleuren aangegeven, maar die van personen en dingen. Een tekst op de muur in het midden verklaart wat hier gebeurt: "Yam Raj paso putram le aee" (Koning Yama bracht (zelf) de jongen bij hem (Krishna) (van Sluijs, 1992). <BR> Bij de koning op de voorgrond staat zijn identiteit: "Yam Raj". <BR> En boven de bak, die menselijke figuren bevat, op de binnenplaats staat: "naraka kund" (helleput).<BR> Deze voorstelling verhaalt van de episode, waarin Krishna de zoon van zijn leraar Sandipani Muni uit het rijk van koning Yama (de dood) bevrijdt. Deze jongen was door de demoon Pancajana gedood en toen Krishna en Balarama, die bij deze guru hun leertijd hadden voltooid vroegen welk leraarsloon deze wilde, vroeg hij in plaats van goederen of goud om de bevrijding van zijn zoon. De twee jongens gaan op weg, doden de demoon, maar vernemen dat de jongen al dood is en dus in het rijk van Yama verblijft. Zij worden echter eervol ontvangen door de god van de dood en koning Yama laat de jongen met Krishna naar zijn vader terugkeren.<BR> Op de afbeelding zien we Yama, de linkerhand eerbiedig naar Krishna opgeheven met de jongen naar de wagen lopen, waar Balarama opstaand de rechterhand al uitstrekt om de jongen, die ook zijn hand uitsteekt in de wagen te helpen. Krishna zit achter zijn broer in de wagen en beantwoordt met een handgebaar Yama's groet. Links staan in de paleispoort twee duivelse 'dvarapala's'. Op de binnenplaats, die kennelijk als hel of vagevuur dient, zien we een aantal minder fortuinlijke slachtoffers die door afzichtelijke duivels gemarteld worden. Het hoofd van één wordt zelfs in tweeën gezaagd. Geheel linksboven is vermoedelijk Yama's kamer afgebeeld, die er eenzaam bijligt met kussen, gereed om op neer te liggen, leeg nu Yama zich buiten zijn eigen paleispoort heeft begeven om aan Krishna's wens, die zelfs de god van de dood niet kan weigeren tegemoet te komen.<BR> (van Sluijs 1992).

Miniatuur

Deze miniatuur, afkomstig uit een Pahari-school is nog niet ingekleurd. Behalve het rood van de wagen op de voorgrond en de kamer linksboven, de geelgroene schaduw van de binnenplaats en de witte grondlaag van de koninklijke persoon op de voorgrond en het kussen linksboven, toont zij zwarte schetslijnen. Hier zijn echter, in tegenstelling tot de vorige afbeelding niet de namen van kleuren aangegeven, maar die van personen en dingen. Een tekst op de muur in het midden verklaart wat hier gebeurt: "Yam Raj paso putram le aee" (Koning Yama bracht (zelf) de jongen bij hem (Krishna) (van Sluijs, 1992). <BR> Bij de koning op de voorgrond staat zijn identiteit: "Yam Raj". <BR> En boven de bak, die menselijke figuren bevat, op de binnenplaats staat: "naraka kund" (helleput).<BR> Deze voorstelling verhaalt van de episode, waarin Krishna de zoon van zijn leraar Sandipani Muni uit het rijk van koning Yama (de dood) bevrijdt. Deze jongen was door de demoon Pancajana gedood en toen Krishna en Balarama, die bij deze guru hun leertijd hadden voltooid vroegen welk leraarsloon deze wilde, vroeg hij in plaats van goederen of goud om de bevrijding van zijn zoon. De twee jongens gaan op weg, doden de demoon, maar vernemen dat de jongen al dood is en dus in het rijk van Yama verblijft. Zij worden echter eervol ontvangen door de god van de dood en koning Yama laat de jongen met Krishna naar zijn vader terugkeren.<BR> Op de afbeelding zien we Yama, de linkerhand eerbiedig naar Krishna opgeheven met de jongen naar de wagen lopen, waar Balarama opstaand de rechterhand al uitstrekt om de jongen, die ook zijn hand uitsteekt in de wagen te helpen. Krishna zit achter zijn broer in de wagen en beantwoordt met een handgebaar Yama's groet. Links staan in de paleispoort twee duivelse 'dvarapala's'. Op de binnenplaats, die kennelijk als hel of vagevuur dient, zien we een aantal minder fortuinlijke slachtoffers die door afzichtelijke duivels gemarteld worden. Het hoofd van één wordt zelfs in tweeën gezaagd. Geheel linksboven is vermoedelijk Yama's kamer afgebeeld, die er eenzaam bijligt met kussen, gereed om op neer te liggen, leeg nu Yama zich buiten zijn eigen paleispoort heeft begeven om aan Krishna's wens, die zelfs de god van de dood niet kan weigeren tegemoet te komen.<BR> (van Sluijs 1992).