Een zwaard (malat), het lemmet is van ijzer, de rug is tamelijk dik, bij de punt met een lichte boog overgaand in het scherp. De ene kant convex, met koperen figuren en twee rijen punten geïncrusteerd. De andere kant slechts een gering aantal koperen punten. Het heft is van hertshoorn. Het onderstuk is van hars, en boven de steun- ring visgraatvormig vlechtwerk van fijne rotanreepjes. Het boven- stuk van het heft is fraai besneden met dajaksche (o.a. asoe) figuren, waarin pluimen van rood, wit en zwart geitenhaar gezet zijn.<BR> Schede is van bruin hout, uit twee helften bestaande, door rotan- reepjes samengebonden. De ene kant van de schede vertoont reliëf en gesneden figuren, versierd met rood- en witte kwastjes van geitenhaar. Voor een deel is de schede door een huid om- hulsel bedekt. De kleine schede van boomschors is geheel om- woeld door een stuk huid. Het kleine mesje (tempesing) van ijzer, is zeer scherp; het heft, is gedeeltelijk van hout, omwonden a/h ondereind met ijzerdraad, het boveneinde is van been, fraai besne- den.<BR> Aan de draagband zit een zilveren gesp, en een versiering van een kralen kwastje en een stuk been van de neushoornvogel.