Toverstaf

De toverstaven behoren tot de esthetisch opvallendste materiële cultuuruitingen van de Batak. Gewoonlijk worden twee hoofdcategorieën onderscheiden: de tunggal panaluan, welke vaak prachtig bewerkt is en een gemiddelde lengte van 1.70 meter heeft, en de tunggal malehat, een kortere variant die veelal eenvoudiger is uitgevoerd. <BR> De meeste staven zijn gesneden uit het harde hout van de Cassia Javanica en lopen naar boven toe enigszins breed uit. Bovenaan is in veel gevallen een mannelijke figuur uitgebeeld, voorzien van een hoofdtooi van hanenveren of mensen/paardenhaar. Onder de figuur zijn vaak kleinere menselijke figuren te vinden, al dan niet afgewisseld door een singa-voorstelling. De singa is een mythisch dier dat als onheil-afwerend symbool ook aan de Batak-huizen is te vinden. Halverwege de staven is het hout meestal onbewerkt; dit gedeelte dient als handvat. Hieronder zijn in veel toverstaven slangen en hagedissen uitgesneden, met de koppen naar beneden. Doorgaans is een staf onderaan voorzien van een ijzeren punt. Tijdens de uitvoering van ceremoniën kon de staf hiermee in de grond worden gestoken.<BR> Bij veel toverstaven zijn in de borstkas van de menselijke figuren zogeheten pupuk-holten aangebracht. Pupuk is de Batak-term voor een soort toverbrij, welke in vroeger tijd zou zijn bereid uit de organen van jonge, ritueel omgebrachte kinderen. De pupuk werd in de holten van de staf gedaan, om deze - volgens sommige bronnen - 'levend' te maken ofwel te 'bezielen'.<BR> Over het algemeen is men van mening dat de toverstaven oorspronkelijk stammen uit de streek rond de berg Pusuk Buhit, in het woongebied van de Toba Batak. Van daaruit zouden de staven zich over het hele Batak-gebied hebben verspreid. Oorsprongsmythen verhalen van een incestueuze liefde van een broer en zus, een tweeling, die hiervoor werd gestraft door transformatie in een boom. De figuren welke in de staven zijn uitgesneden, zouden een relatie hebben met deze mythe.<BR> Hoewel de toverstaven tot de belangrijkste attributen van de Batak-priester (datu) behoorden, waren deze geen eigenaar. De staven behoorden niet aan een persoon, maar aan een afstammingsgroep (marga). Ook in het gebruik kwam dit tot uiting: de staven werden door de priesters gehanteerd bij rituelen die de gehele gemeenschap aangingen. Voorbeelden hiervan zijn rituelen om regen af te smeken, oorlogsceremoniën en rituelen die werden uitgevoerd bij de bestrijding van epidemieën. Zoals ook de bescherming uitdragende singa-decoraties aangeven, lag de primaire functie van de staven in het hoeden over de (continuïteit van) de samenleving.<BR> Deze staf behoort tot de categorie tunggal malehat. <BR>

Toverstaf

De toverstaven behoren tot de esthetisch opvallendste materiële cultuuruitingen van de Batak. Gewoonlijk worden twee hoofdcategorieën onderscheiden: de tunggal panaluan, welke vaak prachtig bewerkt is en een gemiddelde lengte van 1.70 meter heeft, en de tunggal malehat, een kortere variant die veelal eenvoudiger is uitgevoerd. <BR> De meeste staven zijn gesneden uit het harde hout van de Cassia Javanica en lopen naar boven toe enigszins breed uit. Bovenaan is in veel gevallen een mannelijke figuur uitgebeeld, voorzien van een hoofdtooi van hanenveren of mensen/paardenhaar. Onder de figuur zijn vaak kleinere menselijke figuren te vinden, al dan niet afgewisseld door een singa-voorstelling. De singa is een mythisch dier dat als onheil-afwerend symbool ook aan de Batak-huizen is te vinden. Halverwege de staven is het hout meestal onbewerkt; dit gedeelte dient als handvat. Hieronder zijn in veel toverstaven slangen en hagedissen uitgesneden, met de koppen naar beneden. Doorgaans is een staf onderaan voorzien van een ijzeren punt. Tijdens de uitvoering van ceremoniën kon de staf hiermee in de grond worden gestoken.<BR> Bij veel toverstaven zijn in de borstkas van de menselijke figuren zogeheten pupuk-holten aangebracht. Pupuk is de Batak-term voor een soort toverbrij, welke in vroeger tijd zou zijn bereid uit de organen van jonge, ritueel omgebrachte kinderen. De pupuk werd in de holten van de staf gedaan, om deze - volgens sommige bronnen - 'levend' te maken ofwel te 'bezielen'.<BR> Over het algemeen is men van mening dat de toverstaven oorspronkelijk stammen uit de streek rond de berg Pusuk Buhit, in het woongebied van de Toba Batak. Van daaruit zouden de staven zich over het hele Batak-gebied hebben verspreid. Oorsprongsmythen verhalen van een incestueuze liefde van een broer en zus, een tweeling, die hiervoor werd gestraft door transformatie in een boom. De figuren welke in de staven zijn uitgesneden, zouden een relatie hebben met deze mythe.<BR> Hoewel de toverstaven tot de belangrijkste attributen van de Batak-priester (datu) behoorden, waren deze geen eigenaar. De staven behoorden niet aan een persoon, maar aan een afstammingsgroep (marga). Ook in het gebruik kwam dit tot uiting: de staven werden door de priesters gehanteerd bij rituelen die de gehele gemeenschap aangingen. Voorbeelden hiervan zijn rituelen om regen af te smeken, oorlogsceremoniën en rituelen die werden uitgevoerd bij de bestrijding van epidemieën. Zoals ook de bescherming uitdragende singa-decoraties aangeven, lag de primaire functie van de staven in het hoeden over de (continuïteit van) de samenleving.<BR> Deze staf behoort tot de categorie tunggal malehat. <BR>