Scherf

Het aardewerk gevonden op de Garoga-site in New York behoort oorspronkelijk tot de Owasco-traditie (ca. 1000-1300 AD) die over geheel New York de keramische uitdrukkingsvorm was. Aanvankelijk werd aardewerk gevormd met de zogenaamde paddle-and-anvil techniek, waarbij de kleiwand van het object tot de juiste vorm en dikte werd geslagen met een speciaal hiervoor gemaakte peddel, terwijl het aan de andere kant werd gesteund door een houten of stenen “aambeeld”. Dit waren meestal houten blokken met een handvat tegenover het oppervlak waartegen de aardewerkwand werd gehouden., en soms gladde keien met een geschikte vorm. Een pottenbakker die met deze techniek bekend was had meestal een set met verschillende aambeelden in verschillende vormen corresponderend met de verschillende aardewerkvormen die hij/zij maakte. Deze techniek maakte het mogelijk om dunwandige maar toch sterke voorwerpen te vervaardigde, omdat zo de klei compact en gelijkmatig op elkaar wordt gedrukt. <BR> Keramiek werd versierd met een regelmatig reliëfpatroon door met een stok of peddel omwonden met gevlockten plantvezeltouw in dezelfde richting over de nog te bakken klei te strijken. Zo ontstonden lijnmotieven die het materiaal zelf en de menselijke grip erop verbeterden. Langs en onder de rand, over de “nek” (de versmalling onder de rand) en de “schouder” (waar de pot weer breder wordt) werden met kleine insnijdingen extra versieringen aangebracht in de vorm van lijnen of banden. De potten hadden vaak een relatief grote inhoud en waren langwerpig, met nogal tapse, haast kegelvormige onderzijdes. Langzaam maar zeker werden de vormen ronder, en kregen ze een “kraag”, of verdikte band onder de rand, ter hoogte van de nek of schouder. Steeds vaker werden versierende lijnen niet aangebracht met touw rond een stok of aardewerkpeddel, maar werden ze in de klei met messen uitgesneden.<BR> Tijdens de zogenaamde Garoga-fase van de vijf- en zestiende eeuw, die naar deze site is vernoemd, was Garoga uitgegroeid tot één van de grootste en belangrijkste Mohawk-sites van de regio, en dat had zijn weerslag op het gehele omringende gebied. De materiële cultuurkenmerken zoals ontwikkeld in Garoga bepaalde de aardewerk- en werktuigvormen van de gehele oostelijke Iroquois-naties, waaronder naast de Mohawk ook de Onondaga en Oneida, tot in de periode van Europees contact. Dit contact leidde uiteindelijk tot verregaande veranderingen in de gehele Iroquois-cultuur, waaronder de verdwijning van de Garoga-culltuurfase.<BR> De meeste kenmerken waaraan de Garoga-fase herkend wordt hebben betrekking tot het aardewerk. De potten hebben bolle vormen, ingekeepte verdikkingen onder de rand, en incisieversiering. Bij sommige grote exemplaren waren de randen voorzien van op regelmatige afstand liggende, kanteelachtige uitsteeksels. In de regio van New York was het aardewerk verschraald met steengruis.<BR> Het opkomen van deze fase was echter ook de periode waarin de Iroquois-liga, destijds bestaande uit de Seneca, Cayuga, Oneida, Onondaga en Mohawk-volken, als politieke grootmacht opkwam in een gebied waar constant strijd gevoerd werd. De meeste van de grote nederzettingen, waaronder Garoga, stonden op heuveltoppen en waren door palissades ommuurd. Kleinere sites werden in deze eeuwen massaal verlaten, doordat de bewoners de relatieve veiligheid van de grotere dorpen opzochten. Er zijn menselijke resten gevonden met sporen die duiden op kannibalisme. Het oprichten van de Iroquiois–liga, gestoeld op wat een progressieve, min of meer bourgeoisdemocratische leest genoemd kan worden, valt uit deze ontwikkelingen te verklaren. Het was in de eerste plaats een militair bondgenootschap bestaande uit vijf volken die de armen ineen sloegen om sterker te staan tegen continue aanvallen. Het bleek een duurzaam pact dat tegen de tijd van de eerste contacten met Europeanen op politiek en cultureel vlak de dominante speler van de regio was geworden. <BR>

Scherf

Het aardewerk gevonden op de Garoga-site in New York behoort oorspronkelijk tot de Owasco-traditie (ca. 1000-1300 AD) die over geheel New York de keramische uitdrukkingsvorm was. Aanvankelijk werd aardewerk gevormd met de zogenaamde paddle-and-anvil techniek, waarbij de kleiwand van het object tot de juiste vorm en dikte werd geslagen met een speciaal hiervoor gemaakte peddel, terwijl het aan de andere kant werd gesteund door een houten of stenen “aambeeld”. Dit waren meestal houten blokken met een handvat tegenover het oppervlak waartegen de aardewerkwand werd gehouden., en soms gladde keien met een geschikte vorm. Een pottenbakker die met deze techniek bekend was had meestal een set met verschillende aambeelden in verschillende vormen corresponderend met de verschillende aardewerkvormen die hij/zij maakte. Deze techniek maakte het mogelijk om dunwandige maar toch sterke voorwerpen te vervaardigde, omdat zo de klei compact en gelijkmatig op elkaar wordt gedrukt. <BR> Keramiek werd versierd met een regelmatig reliëfpatroon door met een stok of peddel omwonden met gevlockten plantvezeltouw in dezelfde richting over de nog te bakken klei te strijken. Zo ontstonden lijnmotieven die het materiaal zelf en de menselijke grip erop verbeterden. Langs en onder de rand, over de “nek” (de versmalling onder de rand) en de “schouder” (waar de pot weer breder wordt) werden met kleine insnijdingen extra versieringen aangebracht in de vorm van lijnen of banden. De potten hadden vaak een relatief grote inhoud en waren langwerpig, met nogal tapse, haast kegelvormige onderzijdes. Langzaam maar zeker werden de vormen ronder, en kregen ze een “kraag”, of verdikte band onder de rand, ter hoogte van de nek of schouder. Steeds vaker werden versierende lijnen niet aangebracht met touw rond een stok of aardewerkpeddel, maar werden ze in de klei met messen uitgesneden.<BR> Tijdens de zogenaamde Garoga-fase van de vijf- en zestiende eeuw, die naar deze site is vernoemd, was Garoga uitgegroeid tot één van de grootste en belangrijkste Mohawk-sites van de regio, en dat had zijn weerslag op het gehele omringende gebied. De materiële cultuurkenmerken zoals ontwikkeld in Garoga bepaalde de aardewerk- en werktuigvormen van de gehele oostelijke Iroquois-naties, waaronder naast de Mohawk ook de Onondaga en Oneida, tot in de periode van Europees contact. Dit contact leidde uiteindelijk tot verregaande veranderingen in de gehele Iroquois-cultuur, waaronder de verdwijning van de Garoga-culltuurfase.<BR> De meeste kenmerken waaraan de Garoga-fase herkend wordt hebben betrekking tot het aardewerk. De potten hebben bolle vormen, ingekeepte verdikkingen onder de rand, en incisieversiering. Bij sommige grote exemplaren waren de randen voorzien van op regelmatige afstand liggende, kanteelachtige uitsteeksels. In de regio van New York was het aardewerk verschraald met steengruis.<BR> Het opkomen van deze fase was echter ook de periode waarin de Iroquois-liga, destijds bestaande uit de Seneca, Cayuga, Oneida, Onondaga en Mohawk-volken, als politieke grootmacht opkwam in een gebied waar constant strijd gevoerd werd. De meeste van de grote nederzettingen, waaronder Garoga, stonden op heuveltoppen en waren door palissades ommuurd. Kleinere sites werden in deze eeuwen massaal verlaten, doordat de bewoners de relatieve veiligheid van de grotere dorpen opzochten. Er zijn menselijke resten gevonden met sporen die duiden op kannibalisme. Het oprichten van de Iroquiois–liga, gestoeld op wat een progressieve, min of meer bourgeoisdemocratische leest genoemd kan worden, valt uit deze ontwikkelingen te verklaren. Het was in de eerste plaats een militair bondgenootschap bestaande uit vijf volken die de armen ineen sloegen om sterker te staan tegen continue aanvallen. Het bleek een duurzaam pact dat tegen de tijd van de eerste contacten met Europeanen op politiek en cultureel vlak de dominante speler van de regio was geworden. <BR>