Krabber

Krabbers of schrap(p)ers bestaan al zolang de mens stenen werktuigen maakt. Het is één van de eerste gespecialiseerde werktuigen en wordt overal gevonden waar de prehistorische mens geleefd en kleren en andere benodigdheden van huid of bont voor zichzelf gemaakt heeft, dus over de hele wereld. Er is dan ook een enorme diversiteit aan vormen en materialen binnen deze objectcategorie, gebaseerd op voorradige grondstoffen, culturele verschillen, soorten prooi waarvoor de krabber bedoeld is en de voorkeuren van de individuele makers en/of gebruikers. <BR> Het belangrijkste nut van dit stuk gereedschap is het schoonmaken van de binnenkant van dierenhuiden. Aan een gedood prooidier, waarvan hertachtigen de belangrijkste soort vormden, was alles bruikbaar en waardevol en behalve tot kleding werd de huid tot onder andere dekens, tenten en waterzakken verwerkt. Dieren werden gevild met een mes, maar als men de resten van vlees en vet niet verwijderde begon de huid al snel te stinken en vliegen aan te trekken, en uiteindelijk zou het gaan rotten. Daarom werden huiden tussen paaltjes of op een rek gespannen, en/of over een boomstam of andere stevige ondergrond gelegd, en krabde men met de rand van de krabber schuin op de binnenkant van de huid door kortere of langere schaafbewegingen van het lichaam af deze resten weg.<BR> De meeste krabbers, zoals ook deze afkomstige van de Fort Ancient-site Madisonville, zijn simpele, ietwat langwerpige vuursteenafslagen, al zijn er krabbers van elke mogelijke vorm gevonden, soms corresponderend met een bepaalde functie. Ze hebben over het algemeen een rechte of enigszins afgeronde rand langs de breedte of lengte. Heel scherp hoefde deze niet te zijn; het was geen snij-instrument, en bovendien was het niet de bedoeling dat de huid beschadigd zou raken. De rand werd meestal zelfs botter en daarmee duurzamer gemaakt door er onder redelijk grote hoek hele kleine vuursteensplinters af te slaan of drukken (dit heet retoucheren). Wanneer de rand was afgesleten werd deze opnieuw geretoucheerd om het weer bruikbaar te maken, of, wat niet heel veel meer moeite kostte, een nieuwe in gebruik genomen. <BR> Een krabber werd simpelweg tussen de vingers of in de vuist gehouden, of er kwam een handvat aan te pas van hout, been of gewei. Deze exemplaren geven echter geen aanwijzing dat ze ooit aan een steel bevestigd zijn. Ze zouden in dat geval waarschijnlijk tekenen vertonen als een versmalling aan de achterzijde om in een hol stuk bot te klemmen, of inkepingen die het mogelijk maakten het stuk steen stevig aan een houten steel te binden. <BR> Omdat de krabber een zeer simpel instrument was dat binnen elk dorp vaak gebruikt moest worden is het aan te nemen dat vaak werd voldaan met een steen die daar toevallig natuurlijkerwijze geschikt voor was, en die na afloop weer werd weggegooid.<BR> Over het algemeen werd een werktuig echter gebruikt voor alles waar de vorm het maar geschikt voor maakte. Zo kon een krabber dus net zo goed gebruikt worden voor het verwijderen van de bast van hout of het ontvlezen van beenderen. Aan de andere kant zijn er ook heel gespecialiseerde soorten schrapers met een heel eigen functie.<BR> Voor het maken van leer en rawhide (ongelooid leer, zoals nog steeds wordt gebruikt voor bv. trommelvellen) werd ook het haar van de buitenkant verwijderd met een gespecialiseerd soort tweehandige krabber. Deze werd gemaakt van het middenhands- of voetsbeen van een zoogdier, die een lange geul over de dorsale zijde heeft. In Engelse vaktermen worden die wel beamers genoemd. Ook van dit type krabber is een serie fragmenten gevonden op deze site. <BR> De Inuit kennen grove krabbers gemaakt van schuin afgesneden beenderen, die met hun geul en afgeronde (vaak ook gekartelde) werkranden aan een guts doen denken. Waarschijnlijk werden deze gebruikt bij het zware werk als het verwijderen van de dikke vetlaag van de huiden van zeezoogdieren.<BR> Huidbewerking wordt gezien als een typische vrouwentaak, die binnen het kamp of de nederzetting zelf plaatsheeft. Dit in tegenstelling tot het vervaardigen van werktuigen, dat dichter bij de bron gebeurt (tenzij het vuursteen geimporteerd werd) en als mannenactiviteit bekend staat. Deze taakverdeling heeft zijn grondslag in de traditionele rol van de vrouw als degene die de kinderen verzorgt en opvoedt. Hierdoor wordt zij beperkt tot activiteiten die rond het kamp of dorp plaatshebben of waarbij jonge kinderen meegenomen konden worden, zonder dat zij of de groep daardoor vertraagd werd, teveel opviel of extra risico liep. Het zoeken naar wild voedsel, bijvoorbeeld, is een vrouwentaak die buiten het kamp plaatshad en waarbij kinderen relatief weinig hinder vormden; vanaf een bepaalde mate van lichamelijke ontwikkeling is het aan te nemen dat kinderen hierin ook meehielpen. Bij de meeste volken wordt met de ontwikkeling van tuin- of landbouw deze rolverdeling, die van oorsprong een praktische reden heeft, geinstitutionaliseerd tot een vaste hierarchie die de man boven de vrouw plaatst. Dit omdat landbouw lichamelijk zeer zwaar is (denk aan bosgrond vrijmaken voor akkers, ploegen zonder ploeg maar met een hak, etc.), wat de man feitelijk bezit geeft over het akkerland en bovendien het belang van voedselverzameling, als vrouwentaak, vermindert. Ook de Fort Ancient-cultuur, waaronder Madisonville, was afhankelijk van landbouw. Ondanks de geringe mate van sociale ongelijkheid binnen deze cultuur kunnen we ervan uitgaan dat de vrouw inmiddels als ondergeschikt aan de man werd beschouwd. <BR>

Krabber

Krabbers of schrap(p)ers bestaan al zolang de mens stenen werktuigen maakt. Het is één van de eerste gespecialiseerde werktuigen en wordt overal gevonden waar de prehistorische mens geleefd en kleren en andere benodigdheden van huid of bont voor zichzelf gemaakt heeft, dus over de hele wereld. Er is dan ook een enorme diversiteit aan vormen en materialen binnen deze objectcategorie, gebaseerd op voorradige grondstoffen, culturele verschillen, soorten prooi waarvoor de krabber bedoeld is en de voorkeuren van de individuele makers en/of gebruikers. <BR> Het belangrijkste nut van dit stuk gereedschap is het schoonmaken van de binnenkant van dierenhuiden. Aan een gedood prooidier, waarvan hertachtigen de belangrijkste soort vormden, was alles bruikbaar en waardevol en behalve tot kleding werd de huid tot onder andere dekens, tenten en waterzakken verwerkt. Dieren werden gevild met een mes, maar als men de resten van vlees en vet niet verwijderde begon de huid al snel te stinken en vliegen aan te trekken, en uiteindelijk zou het gaan rotten. Daarom werden huiden tussen paaltjes of op een rek gespannen, en/of over een boomstam of andere stevige ondergrond gelegd, en krabde men met de rand van de krabber schuin op de binnenkant van de huid door kortere of langere schaafbewegingen van het lichaam af deze resten weg.<BR> De meeste krabbers, zoals ook deze afkomstige van de Fort Ancient-site Madisonville, zijn simpele, ietwat langwerpige vuursteenafslagen, al zijn er krabbers van elke mogelijke vorm gevonden, soms corresponderend met een bepaalde functie. Ze hebben over het algemeen een rechte of enigszins afgeronde rand langs de breedte of lengte. Heel scherp hoefde deze niet te zijn; het was geen snij-instrument, en bovendien was het niet de bedoeling dat de huid beschadigd zou raken. De rand werd meestal zelfs botter en daarmee duurzamer gemaakt door er onder redelijk grote hoek hele kleine vuursteensplinters af te slaan of drukken (dit heet retoucheren). Wanneer de rand was afgesleten werd deze opnieuw geretoucheerd om het weer bruikbaar te maken, of, wat niet heel veel meer moeite kostte, een nieuwe in gebruik genomen. <BR> Een krabber werd simpelweg tussen de vingers of in de vuist gehouden, of er kwam een handvat aan te pas van hout, been of gewei. Deze exemplaren geven echter geen aanwijzing dat ze ooit aan een steel bevestigd zijn. Ze zouden in dat geval waarschijnlijk tekenen vertonen als een versmalling aan de achterzijde om in een hol stuk bot te klemmen, of inkepingen die het mogelijk maakten het stuk steen stevig aan een houten steel te binden. <BR> Omdat de krabber een zeer simpel instrument was dat binnen elk dorp vaak gebruikt moest worden is het aan te nemen dat vaak werd voldaan met een steen die daar toevallig natuurlijkerwijze geschikt voor was, en die na afloop weer werd weggegooid.<BR> Over het algemeen werd een werktuig echter gebruikt voor alles waar de vorm het maar geschikt voor maakte. Zo kon een krabber dus net zo goed gebruikt worden voor het verwijderen van de bast van hout of het ontvlezen van beenderen. Aan de andere kant zijn er ook heel gespecialiseerde soorten schrapers met een heel eigen functie.<BR> Voor het maken van leer en rawhide (ongelooid leer, zoals nog steeds wordt gebruikt voor bv. trommelvellen) werd ook het haar van de buitenkant verwijderd met een gespecialiseerd soort tweehandige krabber. Deze werd gemaakt van het middenhands- of voetsbeen van een zoogdier, die een lange geul over de dorsale zijde heeft. In Engelse vaktermen worden die wel beamers genoemd. Ook van dit type krabber is een serie fragmenten gevonden op deze site. <BR> De Inuit kennen grove krabbers gemaakt van schuin afgesneden beenderen, die met hun geul en afgeronde (vaak ook gekartelde) werkranden aan een guts doen denken. Waarschijnlijk werden deze gebruikt bij het zware werk als het verwijderen van de dikke vetlaag van de huiden van zeezoogdieren.<BR> Huidbewerking wordt gezien als een typische vrouwentaak, die binnen het kamp of de nederzetting zelf plaatsheeft. Dit in tegenstelling tot het vervaardigen van werktuigen, dat dichter bij de bron gebeurt (tenzij het vuursteen geimporteerd werd) en als mannenactiviteit bekend staat. Deze taakverdeling heeft zijn grondslag in de traditionele rol van de vrouw als degene die de kinderen verzorgt en opvoedt. Hierdoor wordt zij beperkt tot activiteiten die rond het kamp of dorp plaatshebben of waarbij jonge kinderen meegenomen konden worden, zonder dat zij of de groep daardoor vertraagd werd, teveel opviel of extra risico liep. Het zoeken naar wild voedsel, bijvoorbeeld, is een vrouwentaak die buiten het kamp plaatshad en waarbij kinderen relatief weinig hinder vormden; vanaf een bepaalde mate van lichamelijke ontwikkeling is het aan te nemen dat kinderen hierin ook meehielpen. Bij de meeste volken wordt met de ontwikkeling van tuin- of landbouw deze rolverdeling, die van oorsprong een praktische reden heeft, geinstitutionaliseerd tot een vaste hierarchie die de man boven de vrouw plaatst. Dit omdat landbouw lichamelijk zeer zwaar is (denk aan bosgrond vrijmaken voor akkers, ploegen zonder ploeg maar met een hak, etc.), wat de man feitelijk bezit geeft over het akkerland en bovendien het belang van voedselverzameling, als vrouwentaak, vermindert. Ook de Fort Ancient-cultuur, waaronder Madisonville, was afhankelijk van landbouw. Ondanks de geringe mate van sociale ongelijkheid binnen deze cultuur kunnen we ervan uitgaan dat de vrouw inmiddels als ondergeschikt aan de man werd beschouwd. <BR>