Bijl

1830-2<BR> Axe; stone: black diorite; Los Muertos Compound XX, Civano phase, Hohokam Classic period; l. 13.3 cm.; A.D. 1300-1450.<BR> Three-quarters grooved stone axe (see entry 362-198); "XX 1314 (?)".<BR> The Hohokam cultural sequence in southern Arizona began with the adoption of pottery, now thought to have occurred about 200 A.D. Four main periods are recognized: the Pioneer, Colonial Sedentary, and Classic periods, each of which is divided temporally into phases. The Civano phase of the Classic period was the moment of Hohokam cultural florescence. It was then that the Casa Grande was built, large platform mounds reached their ultimate expression as ritual-civic centers, and perhaps as many as 24.000 people occupies the Salt and Gila River valleys of what today is called the Phoenix Basin (Wilcox 1979, 1991).<BR> <BR> Deze met veel vaardigheid gemaakte bijl, afkomstig van de Hopi-indianen in Arizona, is duidelijk niet gevormd door het afslaan van steensplinters van vuursteen. Het gebruikte materiaal is zelfs helemaal geen vuusteen, maar dioriet, een zeer harde steensoort. Hierbij is het nauwkeurig afslaan van scherven zoals bij vuursteen niet mogelijk omdat het geen voorspelbare breuklijnen oplevert. Waarschijnlijk is het wel ruwweg tot de juiste basisvorm geslagen maar dan door er net zolang putjes in te kloppen tot het steen de gewenste vorm heeft bereikt. Vervolgens is de definitieve vorm verkregen door de bijl op of met een ruwe steen te schuren, ook de groef over de rug van de bijl is op die manier gemaakt. Om de efficientie van deze productietechniek te verhogen, werd een middel, meestal zand, water of schelpgruis gebruikt om de weerstand, dus de wrijvingskracht tussen werktuig en schuursteen te verbeteren. Door de bijl uiteindelijk te polijsten, dus nog fijner te schuren met een gladdere wrijfsteen, heeft het zijn glans en gladheid verkregen. Het polijsten maakt een bijlblad niet alleen mooier en daardoor waardevoller als handelswaar of statusobject, maar het vermindert ook de weerstand, zodat je er makkelijker mee door hout kunt hakken, en beperkt slijtage en de kans op breuken.<BR> Deze bijl is erg gaaf en lijkt niet erg veel te zijn gebruikt voordat het in het archeologisch record terecht is gekomen (weggegooid, kwijtgeraakt, als reserve gehouden).<BR> Het blad heeft één platte onderzijde waar de groef over de rug en zijkanten niet loopt, die definitief duidelijk maakt dat het hier gaat om een bijl, en niet een hak of dissel, een soort horizontaal geschacht, bijlachtig werktuig voor hout- en grondbewerking waarvan de rand haaks op de schacht staat. Deze vlakke onderkant werd op een T- of 7-vormige steel gezet, en vastgezet met repen ongelooid leer of boombast, dierpezen of plantenvezels. Ongelooid leer, wanneer natgemaakt voor gebruik, had als voordeel dat het tijdens het drogen enorm strak trok. De groef diende ervoor om te zorgen dat het blad niet alsnog ging schuiven en losraakte.<BR> Het was moeilijk om bijl te maken die zwaar genoeg was en toch zo scherp mogelijk. Om een bijl voldoende slagkracht te geven moet hij zwaar, en dus dik zijn. Dan is het moeilijk hier een scherpe rand aan te vormen. Bovendien geldt logischerwijs dat hoe scherper en dus dunner de rand is, hoe eerder deze breekt, en steen breekt toch al een stuk makkelijker dan moderne exemplaren van ijzer of staal. Stenen bijlen waren dus zelden heel scherp en butsten zich als het ware eerder een weg door hout dan dat ze er echt doorheen sneden. Ze werden dan ook vrijwel altijd met beide handen gehanteerd. Er zijn bijlbladen gevonden die vrijwel tot een stompje zijn gesleten, wat illustreert hoe snel deze voorwerpen hun rand verloren en opnieuw moesten worden bijgeslepen.<BR> Voor zover we weten waren stenen bijlen in Noord Amerika vrijwel exclusief in gebruik voor boomkap en houtbewerking, en niet voor jacht of strijd. De lengte van een steekspeer en het bereik van een werpspies – zeker met tussenkomst van een atlatl of speerwerper – en pijl en boog maakten deze wapens effectiever en veiliger. Een bijl was bovendien moeilijker te maken en dus te waardevol. Alleen op de grasvlakten oftewel Plains, pas grootschalig bewoond sinds de Europese kolonisatie, zijn bijlen (de befaamde tomahawks) ooit als strijdwapen gebruikt. We kunnen wel aannemen dat bijlen werden gebruikt bij het ontdoen van ledematen van grote zoogdierkarkassen. <BR> Overigens zijn bijlen in de Noord-Amerikaanse pre- en protohistorie überhaupt niet op veel plaatsen gemaakt en gebruikt. Behalve als slagwapen op de Plains in historische tijden is de bijl gebruikt in de cultuurgebieden van het Zuidwesten (Utah, Arizona, New Mexico, Texas, Colorado…) en de Oostelijke Boslanden (Ohio, Indiana, Massachussets, Wisconsin...). Daarbuiten worden ze sporadisch wel gevonden, maar het lijkt erop dat ze daar via handel terecht zijn gekomen; er zijn geen sporen van bijlproductie. Waarschijnlijk reisde de expertise van het vervaardigen en gebruiken van bijlen mee met de kennis van de maïslandbouw, vanuit Mexico naar de Southwest, en via de Mesoamerikaans aandoende culturen langs de Mississippi omhoog naar de Eastern Woodlands. Voor het vrijmaken van land voor maïsvelden moesten voor het eerst zulke grote hoeveelheden bomen gekapt worden dat het verbranden van de stambasis en het weghakken van het houtskool met een dissel te langzaam ging. Vandaar dat er behoefte was aan het overnemen van deze nieuwe kapmethode. Zelfs de volken langs de Noordelijke Westkust van de Verenigde Staten, die bekend stonden om hun houtbewerking en enorme hoeveelheden cederhout verwerkten tot planken huizen, kano’s en totempalen, hebben de bijl niet gekend.<BR> De houtkap was een typisch mannenkarwei. Traditioneel is het zo dat uit praktische overwegingen, vrouwen de taken beheerden die ze in staat stelden dicht bij hun jongste kinderen (dus het kamp of dorp) te blijven of waarbij deze konden worden meegenomen, eventueel om te helpen. Een jong kind kan op de rug worden meegedragen tijdens de zoektocht naar wilde eetbare planten, maar een vrouw die een baby meedraagt staat niet makkelijk met een zware bijl te zwaaien. Zeker vanaf de opkomst van land- of tuinbouw worden de taken vaker gescheiden op basis van een zogenaamd “sterker” en “zwakker” geslacht, vanaf wanneer de mannen definitief zulke taken als houthakken, ploegen etc. overnemen, zelfs als daarvóór alle activiteiten gezamenlijk, dus door een gemengde groep, werden ondernomen. <BR> <BR>

Bijl

1830-2<BR> Axe; stone: black diorite; Los Muertos Compound XX, Civano phase, Hohokam Classic period; l. 13.3 cm.; A.D. 1300-1450.<BR> Three-quarters grooved stone axe (see entry 362-198); "XX 1314 (?)".<BR> The Hohokam cultural sequence in southern Arizona began with the adoption of pottery, now thought to have occurred about 200 A.D. Four main periods are recognized: the Pioneer, Colonial Sedentary, and Classic periods, each of which is divided temporally into phases. The Civano phase of the Classic period was the moment of Hohokam cultural florescence. It was then that the Casa Grande was built, large platform mounds reached their ultimate expression as ritual-civic centers, and perhaps as many as 24.000 people occupies the Salt and Gila River valleys of what today is called the Phoenix Basin (Wilcox 1979, 1991).<BR> <BR> Deze met veel vaardigheid gemaakte bijl, afkomstig van de Hopi-indianen in Arizona, is duidelijk niet gevormd door het afslaan van steensplinters van vuursteen. Het gebruikte materiaal is zelfs helemaal geen vuusteen, maar dioriet, een zeer harde steensoort. Hierbij is het nauwkeurig afslaan van scherven zoals bij vuursteen niet mogelijk omdat het geen voorspelbare breuklijnen oplevert. Waarschijnlijk is het wel ruwweg tot de juiste basisvorm geslagen maar dan door er net zolang putjes in te kloppen tot het steen de gewenste vorm heeft bereikt. Vervolgens is de definitieve vorm verkregen door de bijl op of met een ruwe steen te schuren, ook de groef over de rug van de bijl is op die manier gemaakt. Om de efficientie van deze productietechniek te verhogen, werd een middel, meestal zand, water of schelpgruis gebruikt om de weerstand, dus de wrijvingskracht tussen werktuig en schuursteen te verbeteren. Door de bijl uiteindelijk te polijsten, dus nog fijner te schuren met een gladdere wrijfsteen, heeft het zijn glans en gladheid verkregen. Het polijsten maakt een bijlblad niet alleen mooier en daardoor waardevoller als handelswaar of statusobject, maar het vermindert ook de weerstand, zodat je er makkelijker mee door hout kunt hakken, en beperkt slijtage en de kans op breuken.<BR> Deze bijl is erg gaaf en lijkt niet erg veel te zijn gebruikt voordat het in het archeologisch record terecht is gekomen (weggegooid, kwijtgeraakt, als reserve gehouden).<BR> Het blad heeft één platte onderzijde waar de groef over de rug en zijkanten niet loopt, die definitief duidelijk maakt dat het hier gaat om een bijl, en niet een hak of dissel, een soort horizontaal geschacht, bijlachtig werktuig voor hout- en grondbewerking waarvan de rand haaks op de schacht staat. Deze vlakke onderkant werd op een T- of 7-vormige steel gezet, en vastgezet met repen ongelooid leer of boombast, dierpezen of plantenvezels. Ongelooid leer, wanneer natgemaakt voor gebruik, had als voordeel dat het tijdens het drogen enorm strak trok. De groef diende ervoor om te zorgen dat het blad niet alsnog ging schuiven en losraakte.<BR> Het was moeilijk om bijl te maken die zwaar genoeg was en toch zo scherp mogelijk. Om een bijl voldoende slagkracht te geven moet hij zwaar, en dus dik zijn. Dan is het moeilijk hier een scherpe rand aan te vormen. Bovendien geldt logischerwijs dat hoe scherper en dus dunner de rand is, hoe eerder deze breekt, en steen breekt toch al een stuk makkelijker dan moderne exemplaren van ijzer of staal. Stenen bijlen waren dus zelden heel scherp en butsten zich als het ware eerder een weg door hout dan dat ze er echt doorheen sneden. Ze werden dan ook vrijwel altijd met beide handen gehanteerd. Er zijn bijlbladen gevonden die vrijwel tot een stompje zijn gesleten, wat illustreert hoe snel deze voorwerpen hun rand verloren en opnieuw moesten worden bijgeslepen.<BR> Voor zover we weten waren stenen bijlen in Noord Amerika vrijwel exclusief in gebruik voor boomkap en houtbewerking, en niet voor jacht of strijd. De lengte van een steekspeer en het bereik van een werpspies – zeker met tussenkomst van een atlatl of speerwerper – en pijl en boog maakten deze wapens effectiever en veiliger. Een bijl was bovendien moeilijker te maken en dus te waardevol. Alleen op de grasvlakten oftewel Plains, pas grootschalig bewoond sinds de Europese kolonisatie, zijn bijlen (de befaamde tomahawks) ooit als strijdwapen gebruikt. We kunnen wel aannemen dat bijlen werden gebruikt bij het ontdoen van ledematen van grote zoogdierkarkassen. <BR> Overigens zijn bijlen in de Noord-Amerikaanse pre- en protohistorie überhaupt niet op veel plaatsen gemaakt en gebruikt. Behalve als slagwapen op de Plains in historische tijden is de bijl gebruikt in de cultuurgebieden van het Zuidwesten (Utah, Arizona, New Mexico, Texas, Colorado…) en de Oostelijke Boslanden (Ohio, Indiana, Massachussets, Wisconsin...). Daarbuiten worden ze sporadisch wel gevonden, maar het lijkt erop dat ze daar via handel terecht zijn gekomen; er zijn geen sporen van bijlproductie. Waarschijnlijk reisde de expertise van het vervaardigen en gebruiken van bijlen mee met de kennis van de maïslandbouw, vanuit Mexico naar de Southwest, en via de Mesoamerikaans aandoende culturen langs de Mississippi omhoog naar de Eastern Woodlands. Voor het vrijmaken van land voor maïsvelden moesten voor het eerst zulke grote hoeveelheden bomen gekapt worden dat het verbranden van de stambasis en het weghakken van het houtskool met een dissel te langzaam ging. Vandaar dat er behoefte was aan het overnemen van deze nieuwe kapmethode. Zelfs de volken langs de Noordelijke Westkust van de Verenigde Staten, die bekend stonden om hun houtbewerking en enorme hoeveelheden cederhout verwerkten tot planken huizen, kano’s en totempalen, hebben de bijl niet gekend.<BR> De houtkap was een typisch mannenkarwei. Traditioneel is het zo dat uit praktische overwegingen, vrouwen de taken beheerden die ze in staat stelden dicht bij hun jongste kinderen (dus het kamp of dorp) te blijven of waarbij deze konden worden meegenomen, eventueel om te helpen. Een jong kind kan op de rug worden meegedragen tijdens de zoektocht naar wilde eetbare planten, maar een vrouw die een baby meedraagt staat niet makkelijk met een zware bijl te zwaaien. Zeker vanaf de opkomst van land- of tuinbouw worden de taken vaker gescheiden op basis van een zogenaamd “sterker” en “zwakker” geslacht, vanaf wanneer de mannen definitief zulke taken als houthakken, ploegen etc. overnemen, zelfs als daarvóór alle activiteiten gezamenlijk, dus door een gemengde groep, werden ondernomen. <BR> <BR>