Fruitmand

Een mand voor het bewaren van vruchten e.d. met deksel, gevlochten van sada arèn.<BR> Het vervaardigen van deze tênong is door de verzamelaar-schenker J.E. Jasper, als volgt beschreven:<BR> Om de bodem te vormen van dit platte voorwerp, legt men zeven vlakjes van naast elkaar gelegde nerven dakpansgewijs over elkaar, en wel zodanig, dat de dikke einden van de nerven allemaal in een cirkel liggen. Men verkrijgt dus zeven vakken. De dunnen delen van de nerven, die met het dikke uiteinde in vak één liggen, bevinden zich onder vak vier. Zij worden tussen de nerven van vak vier onderuitgehaald en met die nerven samengevlochten. Hetzelfde geschiedt met de overige vakken. Op deze manier verkrijgt men een ronde bodem met een uiterste ring van vlechtwerk, waarin de dunne delen van de nerven, boven de dikke delen tweemaal zichtbaar zijn. Er zijn dus twee vlechtslagen een binnenring of een zon met zeven stralen van de dikke delen der nerven. Aangezien de nerven van de arènbladeren zeer lang en buigzaam zijn, worden de stukken, die buiten de cirkel overblijven niet alleen in bochten met elkaar samengevlochten, tot een rand, maar kunnen de allerdunste delen nog dienen voor het vlechten van een voetstuk. Volgt men dus in zo 'n voorwerp één nerf, dan komt men tot de ontdekking dat die in zeer grillige lijn deel van het voorwerp uitmaakt.

Fruitmand

Een mand voor het bewaren van vruchten e.d. met deksel, gevlochten van sada arèn.<BR> Het vervaardigen van deze tênong is door de verzamelaar-schenker J.E. Jasper, als volgt beschreven:<BR> Om de bodem te vormen van dit platte voorwerp, legt men zeven vlakjes van naast elkaar gelegde nerven dakpansgewijs over elkaar, en wel zodanig, dat de dikke einden van de nerven allemaal in een cirkel liggen. Men verkrijgt dus zeven vakken. De dunnen delen van de nerven, die met het dikke uiteinde in vak één liggen, bevinden zich onder vak vier. Zij worden tussen de nerven van vak vier onderuitgehaald en met die nerven samengevlochten. Hetzelfde geschiedt met de overige vakken. Op deze manier verkrijgt men een ronde bodem met een uiterste ring van vlechtwerk, waarin de dunne delen van de nerven, boven de dikke delen tweemaal zichtbaar zijn. Er zijn dus twee vlechtslagen een binnenring of een zon met zeven stralen van de dikke delen der nerven. Aangezien de nerven van de arènbladeren zeer lang en buigzaam zijn, worden de stukken, die buiten de cirkel overblijven niet alleen in bochten met elkaar samengevlochten, tot een rand, maar kunnen de allerdunste delen nog dienen voor het vlechten van een voetstuk. Volgt men dus in zo 'n voorwerp één nerf, dan komt men tot de ontdekking dat die in zeer grillige lijn deel van het voorwerp uitmaakt.