Antropomorf beeldje van goud

Plat antropomorf beeldje van goud/tumbaga, gevuld met een niet nader te definieren substantie. Het stelt een mannelijke gedaante voor en het onderste gedeelte is afgebroken en ontbreekt.<BR> <BR> Het is een votieffiguur, een zogenaamde 'Tunjo', die door de Muisca (die floreerden rond 500-1500 in het Oosten van het Andesgebied van Colombia) geofferd werden bij verschillende gelegenheden, zoals bij geboorte, dood of meer alledaagse zaken. De 'Tunjos' werden ook gebruikt in relatie met menselijke offers dat een belangrijk gebruik was bij de Muiscas. De 'Tunjos' werden meestal geofferd op plekken die moeilijk bereikbaar waren, zoals bij steile hellingen, in grotten en in meren. Ook in tempels of andere heiligdommen waren ze aanwezig. Daar bevonden ze zich naast andere belangrijke religieuze objecten zoals ceramische beeldjes, slangen en gedroogde papegaaien. Het offeren zelf kon gebeuren op verschillende manieren, zoals door de voorwerpen in de grond te steken of te wikkelen in doeken. <BR> <BR> De 'Tunjos' waren voornamelijk, maar niet exclusief, voorbehouden aan de elite van de samenleving, gezien het waardevolle materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Het gewone volk kon ze echter ook gebruiken door ze via priesters te offeren.<BR> <BR> De beeldjes werden over het algemeen gemaakt middels de cire perdu methode; men maakt een model van klei, vervolgens modelleert men er bijenwas omheen, en daaromheen weer een laag klei. Er blijft een opening aanwezig. Door deze opening wordt, wanneer de mal droog is en de was er door middel van verwarming uit gesmolten is, de vloeibare stof (goud, tumbaga) gegoten. Vervolgens wordt het afgekoeld en breekt men de mal, waardoor het voorwerp te voorschijn komt, wat daarna afgewerkt kan worden. <BR> <BR> De 'Tunjos' bij de Muisca zijn echter meestal ruw gevormd en slecht afgewerkt, met de productiesporen vaak nog zichtbaar, wat erop wijst dat de functie met name centraal stond, en niet de finesse van het voorwerp zelf. De basis van de beeldjes is vaak plat of met een lichte holte, en de details, zoals ogen, armen en sieraden, zijn vaak aangebracht met gouddraad.<BR> <BR> Vergelijkend materiaal: 1403-1143, 1403-1180 t/m 1403-1188

Antropomorf beeldje van goud

Plat antropomorf beeldje van goud/tumbaga, gevuld met een niet nader te definieren substantie. Het stelt een mannelijke gedaante voor en het onderste gedeelte is afgebroken en ontbreekt.<BR> <BR> Het is een votieffiguur, een zogenaamde 'Tunjo', die door de Muisca (die floreerden rond 500-1500 in het Oosten van het Andesgebied van Colombia) geofferd werden bij verschillende gelegenheden, zoals bij geboorte, dood of meer alledaagse zaken. De 'Tunjos' werden ook gebruikt in relatie met menselijke offers dat een belangrijk gebruik was bij de Muiscas. De 'Tunjos' werden meestal geofferd op plekken die moeilijk bereikbaar waren, zoals bij steile hellingen, in grotten en in meren. Ook in tempels of andere heiligdommen waren ze aanwezig. Daar bevonden ze zich naast andere belangrijke religieuze objecten zoals ceramische beeldjes, slangen en gedroogde papegaaien. Het offeren zelf kon gebeuren op verschillende manieren, zoals door de voorwerpen in de grond te steken of te wikkelen in doeken. <BR> <BR> De 'Tunjos' waren voornamelijk, maar niet exclusief, voorbehouden aan de elite van de samenleving, gezien het waardevolle materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Het gewone volk kon ze echter ook gebruiken door ze via priesters te offeren.<BR> <BR> De beeldjes werden over het algemeen gemaakt middels de cire perdu methode; men maakt een model van klei, vervolgens modelleert men er bijenwas omheen, en daaromheen weer een laag klei. Er blijft een opening aanwezig. Door deze opening wordt, wanneer de mal droog is en de was er door middel van verwarming uit gesmolten is, de vloeibare stof (goud, tumbaga) gegoten. Vervolgens wordt het afgekoeld en breekt men de mal, waardoor het voorwerp te voorschijn komt, wat daarna afgewerkt kan worden. <BR> <BR> De 'Tunjos' bij de Muisca zijn echter meestal ruw gevormd en slecht afgewerkt, met de productiesporen vaak nog zichtbaar, wat erop wijst dat de functie met name centraal stond, en niet de finesse van het voorwerp zelf. De basis van de beeldjes is vaak plat of met een lichte holte, en de details, zoals ogen, armen en sieraden, zijn vaak aangebracht met gouddraad.<BR> <BR> Vergelijkend materiaal: 1403-1143, 1403-1180 t/m 1403-1188