Fishing line with hook

De vislijn is gemaakt van peesdraden. Aan het uiteinde is een benen of ivoren staafje vastgemaakt. Dit staafje is voorzien van een kleine ijzeren haak. De vislijn is afkomstig uit het gebied van Norton Sound. Het zuiden van de baai wordt bewoond wordt door Yup'ik, het noorden door Inupiaq. De verzamelaar, Dr. Edward Nelson, vermeldt in zijn klassieke boek The Eskimo about Bering Strait (1899) dat het visseizoen daar liep van eind maart / begin april tot in november. Er werd door gaten in het ijs gevist met een lijn en haak, al dan niet met een zinker. Er werd geen aas gebruikt, de vis werd door het bewegende staafje aangetrokken. Men vistte o.a. op een soort kabeljauw, zalmforel en spiering. Omdat men uren op het ijs stond te wachten bij een gat, maakte men indien de wind hard en koud was soms een windschermpje: een gevlochten matje van gras dat men aan stokken vastmaakte.<BR> <BR> Net als jagen was en is visvangst een eeuwenoude manier van de Inuit om in hun levensonderhoud te voorzien. Wat men vangt wordt gedeeld met familieleden. Inuit die op het platteland leven brengen vaak een deel van wat ze gejaagd of gevangen hebben naar verwanten in de stad. Eten in de winkel kopen is gezien de hoge vervoerskosten naar het noorden relatief duur, vooral als je bedenkt dat veel Inuit geen vaste baan hebben en kortere of langere tijd van een uitkering moeten rondkomen. Andere methoden om vis te vangen waren het gebruik van een visspeer of het plaatsen van fuiken. Ook werden in voor getijden gevoelige rivieren dammetjes aangelegd die bij eb boven water kwamen en waarachter de vis bleef steken.

Fishing line with hook

De vislijn is gemaakt van peesdraden. Aan het uiteinde is een benen of ivoren staafje vastgemaakt. Dit staafje is voorzien van een kleine ijzeren haak. De vislijn is afkomstig uit het gebied van Norton Sound. Het zuiden van de baai wordt bewoond wordt door Yup'ik, het noorden door Inupiaq. De verzamelaar, Dr. Edward Nelson, vermeldt in zijn klassieke boek The Eskimo about Bering Strait (1899) dat het visseizoen daar liep van eind maart / begin april tot in november. Er werd door gaten in het ijs gevist met een lijn en haak, al dan niet met een zinker. Er werd geen aas gebruikt, de vis werd door het bewegende staafje aangetrokken. Men vistte o.a. op een soort kabeljauw, zalmforel en spiering. Omdat men uren op het ijs stond te wachten bij een gat, maakte men indien de wind hard en koud was soms een windschermpje: een gevlochten matje van gras dat men aan stokken vastmaakte.<BR> <BR> Net als jagen was en is visvangst een eeuwenoude manier van de Inuit om in hun levensonderhoud te voorzien. Wat men vangt wordt gedeeld met familieleden. Inuit die op het platteland leven brengen vaak een deel van wat ze gejaagd of gevangen hebben naar verwanten in de stad. Eten in de winkel kopen is gezien de hoge vervoerskosten naar het noorden relatief duur, vooral als je bedenkt dat veel Inuit geen vaste baan hebben en kortere of langere tijd van een uitkering moeten rondkomen. Andere methoden om vis te vangen waren het gebruik van een visspeer of het plaatsen van fuiken. Ook werden in voor getijden gevoelige rivieren dammetjes aangelegd die bij eb boven water kwamen en waarachter de vis bleef steken.