Kruik in de vorm van een achira (plant)

Stijgbeugelkruik met onderaan de beugel tweemaal achira (plant) in hoogreliëf en tussen tuit en beugel een gemodelleerd aapje.<BR> <BR> Het Chimú-aardewerk is makkelijk te herkennen aan twee aspecten, de donkergrijze kleur van het aardewerk en de vorm ervan. Het aardewerk wordt gebakken in een atmosfeer met weinig zuurstof waardoor de zuurstof aan de klei wordt onttrokken en het aardewerk een donkergrijs of zwart uiterlijk krijgt. De vorm van het Chimu aardewerk is een zeer herkenbaar element: een zogeheten stijgbeugelkruik die aan de met behulp van mallen vervaardigde bolvormige vaas als een soort hengsel-tuit werd vastgemaakt. Door het gebruik van mallen was het mogelijk op een bijna geïndustrialiseerde manier grote aantallen potten te produceren. <BR> De Chimú-iconografie vertoont dezelfde kenmerken van abstrahering als de iconografie van de Wari en Tiwanaku. Iconografische thema’s zoals goden en mensen verdwijnen grotendeels, terwijl geometrische motieven en kleine afbeeldingen van vogels, vissen, vlinders en kikkers in de plaats komen. Vormen worden steeds meer samengevoegd tot ze geen samenhang meer vertonen. Decoratie als pure ornamentiek wordt belangrijker dan symboliek. We zien dat bijvoorbeeld in de kruik met het aapje, die erg sober vormgegeven is. Als enige decoratieve element zit een kleine afbeelding van een aapje aan de tuit. <BR> In de textieltraditie bleven de Chimú-textielbewerkers trouw aan de oudere Moche traditie waarin fijn gedetailleerde figuratieve voorstellingen in de tapisserie met galen techniek geweven werd. Hier zien we een weefsel met een grote weergave van een katachtige als centraal motief, gevormd door een brocaat techniek met supplementaire inslagdraden. Hoewel de afbeeldingen op aardewerk en textiel vaak erg eenvoudig zijn, valt de rijkdom aan edelmetalen in de graven op. Blijkbaar kozen de Chimú-kunstenaars ervoor om rijkdom en status op deze manier weer te geven.<BR>

Kruik in de vorm van een achira (plant)

Stijgbeugelkruik met onderaan de beugel tweemaal achira (plant) in hoogreliëf en tussen tuit en beugel een gemodelleerd aapje.<BR> <BR> Het Chimú-aardewerk is makkelijk te herkennen aan twee aspecten, de donkergrijze kleur van het aardewerk en de vorm ervan. Het aardewerk wordt gebakken in een atmosfeer met weinig zuurstof waardoor de zuurstof aan de klei wordt onttrokken en het aardewerk een donkergrijs of zwart uiterlijk krijgt. De vorm van het Chimu aardewerk is een zeer herkenbaar element: een zogeheten stijgbeugelkruik die aan de met behulp van mallen vervaardigde bolvormige vaas als een soort hengsel-tuit werd vastgemaakt. Door het gebruik van mallen was het mogelijk op een bijna geïndustrialiseerde manier grote aantallen potten te produceren. <BR> De Chimú-iconografie vertoont dezelfde kenmerken van abstrahering als de iconografie van de Wari en Tiwanaku. Iconografische thema’s zoals goden en mensen verdwijnen grotendeels, terwijl geometrische motieven en kleine afbeeldingen van vogels, vissen, vlinders en kikkers in de plaats komen. Vormen worden steeds meer samengevoegd tot ze geen samenhang meer vertonen. Decoratie als pure ornamentiek wordt belangrijker dan symboliek. We zien dat bijvoorbeeld in de kruik met het aapje, die erg sober vormgegeven is. Als enige decoratieve element zit een kleine afbeelding van een aapje aan de tuit. <BR> In de textieltraditie bleven de Chimú-textielbewerkers trouw aan de oudere Moche traditie waarin fijn gedetailleerde figuratieve voorstellingen in de tapisserie met galen techniek geweven werd. Hier zien we een weefsel met een grote weergave van een katachtige als centraal motief, gevormd door een brocaat techniek met supplementaire inslagdraden. Hoewel de afbeeldingen op aardewerk en textiel vaak erg eenvoudig zijn, valt de rijkdom aan edelmetalen in de graven op. Blijkbaar kozen de Chimú-kunstenaars ervoor om rijkdom en status op deze manier weer te geven.<BR>