Een kris gemaakt van gesmeed ijzer. De kris heeft een lemmet met drie bochten en twee bloedgroeven (sogokan) over een groot gedeelte van de lengte. Eén van de groeven eindigt in een trapeziumvormige uitholling. Aan één kant van het lemmet is een krul (telale gajah) te zien. Het opzetstuk (ganja) van het lemmet eindigt aan één kant in scherpe punten (greneng). De ganja zit los. De greep is van bruin hout gesneden met twee groepen van drie banden in reliëf. Het uiteinde is V-vormig. De steelring (mendak) is van koper gemaakt. De schede (gandar) is van rood hout gemaakt en eindigt in een boogvorm met punten aan de zijkanten. De schedeopening (wrangka) is bootvormig met aan één kant twee punten.