De traditionele baju die zij op het bovenlichaam draagt, is gemaakt van doorschijnende katoen. Oorspronkelijk gebruikte men daarvoor ananasvezel dat geweven werd tot een gaasachtige, stijve stof. Kennelijk was deze traditie in 1893 al vervaagd. De baju is een rechthoekige, dubbelgevouwen lap stof, de zijkanten dichtgenaaid met kleine openingen voor de armen, en in het midden voorzien van een brede split om het hoofd door te laten. De kleur en de lengte van de baju geven de sociale status aan. Zo draagt een getrouwde vrouw een lange, donkerrode baju en ongehuwde prinsessen een korte appelgroene. Over de rechterschouder hangt een schouderdoek (slendang), een kledingstuk dat bij formele gelegenheden nooit zal ontbreken.