Nap

Een grote, onbeschilderde melknap zonder decoraties met een inhoud van ongeveer twee liter. De melknap is gemaakt van de knoest van een berk. De nap is uit één stuk vervaardigd. De steel is enigszins gebogen, de bovenkant van de steel is plat, de onderkant is rond. Op de bodem van de nap zijn de letters NKL en het jaartal 1876 ingegraveerd. De bodem is vlak gemaakt. Deze melknap was wellicht eigendom van een bossaami. De melknappen van bossaami hadden soms een grotere opening, omdat hun rendieren relatief tam waren en er dus minder gevaar voor het verspillen van melk was tijdens het melken. De periode van het melken van de rendieren was relatief kort, ongeveer drie à vier maanden, vanaf eind juli/begin augustus. Een rendier geeft dagelijks ongeveer anderhalve deciliter melk per keer. De melk is dik en voedzaam (17% vet). Om een rendier te melken, moet men het eerst van de kudde scheiden. Dit kon op twee manieren gebeuren: de dieren werden binnen een omheining gedreven of het te melken dier werd met een lasso gevangen. Het melken van rendieren was onbekend in het begin van de rendierhuishouding. De Saami hielden rendieren alleen om hun vlees en huiden. Scandinavische immigranten die vanuit het zuiden het Samische gebied binnentrokken, gaven het voorbeeld voor de melkveehouderij. Waarschijnlijk gingen de Saami in het westen van Lapland als eersten over op het melken van rendieren. In het begin was het melken mannenwerk, later werd het hoofdzakelijk door vrouwen gedaan. Van de melk werd kaas gemaakt, zelden boter. De kaas werd als reiskost gebruikt en ook als ruilwaar. Rendiersaami gaven een slachtrendier voor tien à twintig kazen. Eén kaas woog ongeveer een pond. Voor het maken van een kaas had men ongeveer twee liter melk nodig. Het maken van kaas was vrouwenwerk. De melk werd bewaard door het in te vriezen, koken met kruidenextract of door het zuur te maken. De rendiersaami maakten tevens gedroogde melk. De melk werd verzameld in schoongemaakte ingewanden. Zo'n volle 'zak' werd dichtbij de rookopening van de tent gehangen. Het drogen van de melk duurde twee tot drie weken. Gedroogde melk kon men jaren bewaren. <BR>

Nap

Een grote, onbeschilderde melknap zonder decoraties met een inhoud van ongeveer twee liter. De melknap is gemaakt van de knoest van een berk. De nap is uit één stuk vervaardigd. De steel is enigszins gebogen, de bovenkant van de steel is plat, de onderkant is rond. Op de bodem van de nap zijn de letters NKL en het jaartal 1876 ingegraveerd. De bodem is vlak gemaakt. Deze melknap was wellicht eigendom van een bossaami. De melknappen van bossaami hadden soms een grotere opening, omdat hun rendieren relatief tam waren en er dus minder gevaar voor het verspillen van melk was tijdens het melken. De periode van het melken van de rendieren was relatief kort, ongeveer drie à vier maanden, vanaf eind juli/begin augustus. Een rendier geeft dagelijks ongeveer anderhalve deciliter melk per keer. De melk is dik en voedzaam (17% vet). Om een rendier te melken, moet men het eerst van de kudde scheiden. Dit kon op twee manieren gebeuren: de dieren werden binnen een omheining gedreven of het te melken dier werd met een lasso gevangen. Het melken van rendieren was onbekend in het begin van de rendierhuishouding. De Saami hielden rendieren alleen om hun vlees en huiden. Scandinavische immigranten die vanuit het zuiden het Samische gebied binnentrokken, gaven het voorbeeld voor de melkveehouderij. Waarschijnlijk gingen de Saami in het westen van Lapland als eersten over op het melken van rendieren. In het begin was het melken mannenwerk, later werd het hoofdzakelijk door vrouwen gedaan. Van de melk werd kaas gemaakt, zelden boter. De kaas werd als reiskost gebruikt en ook als ruilwaar. Rendiersaami gaven een slachtrendier voor tien à twintig kazen. Eén kaas woog ongeveer een pond. Voor het maken van een kaas had men ongeveer twee liter melk nodig. Het maken van kaas was vrouwenwerk. De melk werd bewaard door het in te vriezen, koken met kruidenextract of door het zuur te maken. De rendiersaami maakten tevens gedroogde melk. De melk werd verzameld in schoongemaakte ingewanden. Zo'n volle 'zak' werd dichtbij de rookopening van de tent gehangen. Het drogen van de melk duurde twee tot drie weken. Gedroogde melk kon men jaren bewaren. <BR>