Pijpenkop

Tabak (Nicotiana) komt inheems niet voor in Afrika. Waarschijnlijk is het door de Portugese geintroduceerd nog voordat de Nederlanders de Kaap koloniseerden. Reizigers in het midden van de zeventiende eeuw hebben het gebruik van tabak door de lokale Khoikhoi al beschreven. Ze merkten op dat het een belangrijk ruilmiddel was. <BR> Het gebruik van tabak was een formeel onderdeel van grote feesten waar zowel de levenden, als de geesten van genoten. Tabak werd meestal gedeeld en bijna nooit alleen gebruikt. Tabak werd bereid en uitgedeeld bij elke gelegenheid waar de voorouders vereerd werden. Naast vlees en bier werd tabak ook regelmatig geofferd bij verscheidene ceremonies. Specialisten in rituelen gebruikten tabak om hun hoofd te zuiveren zodat ze de stemmen van de geesten konden horen. Het delen van tabak was ook een deel van het dagelijks leven. Bij sommige volkeren was het gebruikelijk als vrienden elkaar ontmoetten om eerst een snuif tabak te nemen. Andere volkeren deden dit ook bij wildvreemden. Verder waren strenge etiquette die regelde wie aan wie om tabak mag vragen en wie aan wie tabak mag aanbieden. Dit verschilde tussen de verschillende volkeren. De Basotho associeerde tabak sterk met mannelijkheid, seks en voortplanting. De productie van tabak was, in tegenstelling tot alle andere gewassen, in de handen van de mannen. Net als het maken van pijpen, snuifdozen en snuiflepels. <BR> <BR> De vroegste tabakpijpen waren simpele cilinders van been of steen. Europese pijpen werden later gekopieerd in steen. Pijpen konden een teken zijn van de sociale status van de roker. De grootte, vorm en decoratie verschilde met geslacht, leeftijd en beroep. De gemeenschappelijke aard van het roken betekende dat een aangestoken pijp gedeeld moest worden. Iedereen had zijn eigen afneembare mondstuk. <BR> <BR>

Pijpenkop

Tabak (Nicotiana) komt inheems niet voor in Afrika. Waarschijnlijk is het door de Portugese geintroduceerd nog voordat de Nederlanders de Kaap koloniseerden. Reizigers in het midden van de zeventiende eeuw hebben het gebruik van tabak door de lokale Khoikhoi al beschreven. Ze merkten op dat het een belangrijk ruilmiddel was. <BR> Het gebruik van tabak was een formeel onderdeel van grote feesten waar zowel de levenden, als de geesten van genoten. Tabak werd meestal gedeeld en bijna nooit alleen gebruikt. Tabak werd bereid en uitgedeeld bij elke gelegenheid waar de voorouders vereerd werden. Naast vlees en bier werd tabak ook regelmatig geofferd bij verscheidene ceremonies. Specialisten in rituelen gebruikten tabak om hun hoofd te zuiveren zodat ze de stemmen van de geesten konden horen. Het delen van tabak was ook een deel van het dagelijks leven. Bij sommige volkeren was het gebruikelijk als vrienden elkaar ontmoetten om eerst een snuif tabak te nemen. Andere volkeren deden dit ook bij wildvreemden. Verder waren strenge etiquette die regelde wie aan wie om tabak mag vragen en wie aan wie tabak mag aanbieden. Dit verschilde tussen de verschillende volkeren. De Basotho associeerde tabak sterk met mannelijkheid, seks en voortplanting. De productie van tabak was, in tegenstelling tot alle andere gewassen, in de handen van de mannen. Net als het maken van pijpen, snuifdozen en snuiflepels. <BR> <BR> De vroegste tabakpijpen waren simpele cilinders van been of steen. Europese pijpen werden later gekopieerd in steen. Pijpen konden een teken zijn van de sociale status van de roker. De grootte, vorm en decoratie verschilde met geslacht, leeftijd en beroep. De gemeenschappelijke aard van het roken betekende dat een aangestoken pijp gedeeld moest worden. Iedereen had zijn eigen afneembare mondstuk. <BR> <BR>